Gallinago gallinago behoort tot de familie van strandlopers en snippen. De betekenis van de wetenschappelijke naam luidt: hen (of kip).

Ik zie er plotseling vier bij elkaar in De Groenzoom. Als ze niet hadden bewogen, had ik ze nooit opgemerkt; door hun fantastische schutkleuren gaan ze helemaal op in de oevervegetatie.

Twee mooie bruin met geel gestreepte exemplaren steken hun buitenproportioneel lange roodbruine snavel als een trilnaald diep in de modderige bodem van het ondiepe water op zoek naar kleine kreeftjes. In ritmische bewegingen gaat de kop op en neer, als een traag werkende naaimachine, de anderen struinen de oever af op de aanwezigheid van insecten, larven, wormen, slakjes en spinnen. Aan die spitse, lange snavel dankt de snip zijn naam; die rare middeleeuwse schoenen met van die lange slappe punten werden snavel of snippe genoemd. 
Ik blijf roerloos staan, bang ze op te schrikken, want ze zijn erg schuw en bij de minste onraad slaan ze snel zigzaggend en schor krijsend op de vlucht.

In de vogelgids lees ik dat watersnip veel gelijkenis vertoont met de houtsnip, poelsnip en het bokje. Het zijn allemaal zeldzame weidevogels, en het doet me goed dat ze De Groenzoom ook hebben ontdekt om er te foerageren.
Watersnip heeft in het voorjaar een opvallende baltsvlucht, waarbij hij zich met wijd uitgespreide staartveren geleidelijk in een schuine hoek omlaag laat vallen. Door het flapperen van die speciaal gevormde pennen ontstaat een geluid dat veel wegheeft van het blaten van een geit. Om die reden wordt hij in de volksmond vaak ‘hemelgeit’ genoemd. Hij doet het natuurlijk niet om het geluid zelf, maar om er vrouwtjes mee te versieren en concurrenten af te troeven.
Watersnip is beroemd: toen in Nederland nog gewoon met de gulden werd betaald, bestond er een biljet van honderd gulden met zijn beeltenis op de voorkant. Op de achterkant prijkte zijn neef poelsnip. Zo’n biljet heette in de volksmond ‘een snip’. Als je heel veel snippen had, was je rijk. De uitdrukking ‘snipverkouden zijn’ zou een verwijzing zijn naar de snavel waaraan tijdens het foerageren doorlopend druppelende slijmerige modder hangt (zie je het voor je?).

De hemelgeit of mekkervogel staat er inmiddels beroerd voor en zijn Latijnse naam staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. In heel Europa lopen de aantallen hard achteruit omdat veel broedgebieden zijn of worden ontgonnen en droogvallen. Watersnip kan niet met zijn snavel in uitgedroogde klei prikken, kan niet bij zijn eten. Probeert hij het toch, dan loopt hij gerede kans zijn snep te breken. In Nederland is hij daarom, net als veel van zijn familieleden, aangewezen op plas-drasgebieden zoals nu gelukkig ook in De Groenzoom in stand worden gehouden.

In Denemarken, maar ook in vakantieland nummer één, Frankrijk, is de jacht op de snip (om het even hoe zijn voorvoegsel luidt) een van de belangrijkere oorzaken voor de achteruitgang. Als je daar dus op een menukaart ‘Bécassé ‘ ziet staan, neem dan snel iets anders, of beter nog, verlaat het etablissement met opgeheven hoofd.

Tekst: Jan Smith
Illustratie: © Astrid van Belle