De roep van kieviet is onmiskenbaar. Voor de taalliefhebbers onder u: kieviet is een onomatopee, een klanknabootsing. De baltsvlucht mag er ook zijn: hij maakt minutenlang achtereen de wonderbaarlijkste capriolen, vliegt zich letterlijk drie slagen in de rondte en soms nog wel meer in het vierkant. Grillig, onvoorspelbaar, moeilijk met de camera te vangen. Zij vliegt soms een paar acrobatische figuren mee, maar rusten samen daarna uit in het gras, vlak bij de plek waar hun nest moet komen. Nou, nest, een ondiep kuiltje in het gras, open en bloot voor kraai, kauw of meeuw, die allemaal gek zijn op rauwe eieren.

Kievieten

Deze gekuifde plevier heeft ook een lollige bijnaam: boterkontje, afgeleid van de kleur van de stuit, hoewel ik nog nooit oranje boter heb gezien. Die kleurige stuit wordt getoond om concurrenten de loef af te steken, maar doet ook dienst als teken van gewilligheid tijdens het paringsritueel.

Als er na dertig dagen broeden jongen uit de eieren kruipen, rennen ze direct de vrijheid van het weiland tegemoet, ze heten niet voor niets vlieders. Vader en moeder hebben daarna een dagtaak om ze te beschermen tegen allerlei rovers. Een oog op het zwerk, een oog op het grut. Vliegen en rennen, rennen en vliegen, de godganse dag. En rennen kunnen ze, daarvan getuigt de welbekende uitdrukking: lopen als een kieviet.

De manier waarop het vrouwtje haar nest en kroost verdedigt tegen indringers en andere onverlaten heeft haar in het oude Griekenland de erenaam ‘de goede moeder’ opgeleverd. Die neem ik graag over.

Tekst en foto’s © Jan Smith