Op een vroege ochtend eind september hoorde ik in de verte van wat officieel de Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker heet, het alarmerende fluiten van smienten.

Toen ik langzaam dichterbij wandelde, zwol het aan tot een waar fluitconcert. Ik dacht meteen: ‘Aha, ze zijn er weer!’

Toen ze weer wat waren gekalmeerd en zich tegoed deden aan de algen en waterplanten die ze grondelend van de bodem naar boven haalden, kon ik de groep goed bekijken.
Ik telde er een stuk of vijftien: negen mannetjes met hun karakteristieke veelkleurige uiterlijk en de roomgele streep op zijn kop en zes roodbruine vrouwtjes met hun witte buik. De zwarte glimmende punt van de blauwgrijze snavel maakt het mooie beestje helemaal af. Nu zwemmen ze nog rond in hun zomerkleed, maar over niet al te lange tijd verandert dat langzaam maar zeker in de kleuren van het winterkleed.
Op de kant maakt smient een nogal plompe indruk, maar zodra hij op de vleugels gaat is het een rappe en slanke vlieger met mooie witte vleugelvelden. Overdag drijft de fluiteend, zoals hij wel wordt genoemd, lekker op het open water, maar ’s nachts doet-ie net als de koeien overdag: grazen.
De groep die ik vandaag voor de lens krijg, vormt de voorhoede van wat komen gaat, want het overgrote deel van de Europese smienten overwintert hier. Het kunnen er wel honderdduizenden zijn – je zou wat dat betreft kunnen zeggen dat de smient een echte gezelschapsvogel is. Afgaande op de grote aantallen die de afgelopen winter in de Groenzoom werden gespot, mag ik hopen dat het er weer net zoveel worden.
Van bevriende vogelaars kreeg ik ook al meldingen van nog meer gespotte vogels en toen ik aan het eind van de middag nog een keertje ging kijken, was ‘mijn’ groep inmiddels gegroeid tot zo’n vijftig exemplaren. Ze zijn nu echt in aantocht.
Het totaal aantal overwinteraars zou ook zo maar ineens een beetje kunnen tegenvallen omdat smient er de laatste jaren vanwege de zachtere winters de voorkeur aan geeft gewoon lekker in het Hoge Noorden te blijven om er te broeden – in Nederland broeden is er nauwelijks bij, niks geen heen en weer gevlieg meer elk jaar.
Smient is wel een beetje een koukleum, want zodra het strenger gaat vriezen en ook nog eens hard gaat sneeuwen, pakt hij zijn biezen om nog verder naar het Zuiden te vliegen. In Frankrijk loopt hij dan weer wel het risico te eindigen op het bord van een of andere verwarde Fransoos die het verschil niet weet tussen een smient en een eend: hij noemt ze allemaal canard.
Smienten zijn behoorlijk schuw en raken snel ontredderd als ze worden verstoord door loslopende honden of luidruchtige recreanten. Ook watervervuiling is voor de smient een probleem. Mareca penelope houdt zich bij voorkeur op in waterrijke graslanden met schoon zoet water en overvloedige oever- en waterbegroeiing.

En waar is het dan beter toeven dan in de Groenzoom?

Tekst en foto: Jan Smith