Nat grasland en plasdrasgebied vormen samen een belangrijke leefomgeving voor de weidevogels die nu, na een lange, vaak uitputtende vlucht vanuit de overwinteringsgebieden terugkeren in Nederland.
In de aanloop naar het broedseizoen staat in de Bergboezem een laagje water waarvan het niveau met behulp van drie zogenaamde Bosmanmolentjes wordt geregeld door de Groenzoombeheerder.
Ook in de Oostmeerpolder en Voorafsche polder staan meerdere percelen onder water waarvan het niveau wordt geregeld door het Hoogheemraadschap. Het verhoogde waterpeil in het vroege voorjaar biedt volop foerageermogelijkheden aan terugkerende weidevogels om snel weer op krachten te komen na hun reis uit Afrika.
Tureluur, grutto, scholekster en kieviet kunnen met hun lange en kwetsbare snavels makkelijk in de natte bodem peuren naar wormen en ander voedsel. Goed doorvoed trekken de vogels na enige tijd weer verder naar hun favoriete broedgebieden elders in het land; sommige blijven hier om te broeden. Voor de kuikens die in mei uit het ei kruipen vormen de voedselrijke plasdrasgebieden een ideale omgeving om gezond op te groeien.
Natte velden zorgen ook voor een belangrijke toename van verschillende leefgebieden waarin insecten (ook al zo bedreigd) goed kunnen gedijen.
Het duurt overigens hooguit een maand of twee voordat de beheerder het waterpeil weer laat zakken. Dan kan het gras weer gaan groeien, staat het veld weer snel vol met bloeiende planten en kruiden en hoor je op warme dagen het gezoem van ontelbare insecten. En met een beetje geluk komt de veldleeuwerik dan ook weer terug. Heerlijk toch?
Tekst en foto: Jan Smith