Voor een van de kleinere zangvogeltjes van Nederland breekt weer een spannende tijd aan: wordt het een zachte winter of gaat het vriezen dat het kraakt.

Troglodytes troglodytes luidt de Latijnse naam en die doet mij denken aan grotwoningen die ik ooit in de omgeving van het Franse Saumur bezocht.

Aquarel op 300 grams papier, afmetingen 30x40cm © Astrid van Belle

Met enig voorstellingsvermogen kan van winterkoning ook gezegd worden dat hij in een soort grot woont. Nou ja, grotje dan, want het nestje is een minuscuul bolvormig bouwseltje dat goed verborgen in het struikgewas is gebouwd. Daar is hij de koning te rijk en sluipt er schichtig rond op zoek naar kleine insecten, rupsen, spinnetjes, larven en zaadjes. De oude Germanen noemden dit kleine bruine schepseltje Zaunschlüpfer ofwel heggesluiper.
Het mannetje maakt meerdere nesten, waarna zijn favoriete pop er eentje uitkiest om te broeden. Ondertussen probeert het mannetje nog een paar andere wijfjes in zijn andere bouwsels te lokken. In dat licht is ‘heggegluiperd’ een toepasselijker naam voor deze grote kleine versierder.
Gekheid, natuurlijk. Officieel heet deze Nederlandse standvogel ‘winterkoning’, maar vanwege zijn minimale proporties ontkom je nauwelijks aan het meer ingeburgerde verkleinwoord ‘winterkoninkje’. Zijn andere naam – ‘Klein Jantje’ – komt daar nog het dichtst bij in de buurt.

Winterkoning: rare naam eigenlijk voor een zangvogeltje dat in het geheel niet tegen strenge kou kan. Wat wil je ook, het minuscule vogeltje van amper 10 centimeter, weegt ongeveer 8 gram, net zoveel als een muntstuk van twee euro. Probeer zo’n lichaampje maar eens warm te houden als het steendik vriest. In een strenge winter kruipen ze op beschutte plekken soms wel met twintig of meer dicht tegen elkaar aan om warm te blijven.
Als ik hem hoor zingen, maakt mijn hart een sprongetje. Zijn bekje staat daarbij wagenwijd open en hij produceert tot wel 90 decibel aan geluidssterkte waardoor hij met gemak op 500 meter nog hoorbaar is. Voor de rest is het een onopvallend vogeltje met bruin gespikkelde veertjes – voorwaar geen hermelijnen koningsmantel, maar meer de kleding van een middeleeuwse onderhorige. Met zijn parmantig rechtopstaande staartje is het gewoon een heel grappig vogeltje met een hele grote bek.

De koningstitel dankt hij volgens een oud volksverhaal aan zijn slimheid.
Vroeger, heel vroeger, toen hij volgens mij nog gewoon ‘bruine wipstaart’ of zo heette, kwam het er op een koude winterdag op aan hoger te vliegen dan alle andere vogels om voor de koningstitel in aanmerking te komen. Hij kwam tussen de vleugels van de tot dan toe gedoodverfde winnaar, de adelaar, tevoorschijn om nog net vijf meter hoger te vliegen dan zijn gastheer. Iedereen was het erover eens: hij was koning. Zegevierend vorst, zou je zeggen, maar niets is minder waar: voor het valsspelen werd hij gestraft met eeuwige verbanning naar het donkere struikgewas.
Dus als je de vogels in de tuin gaat voederen, strooi dan ook wat lekkers onder een of andere struik. Gegarandeerd dat hij in het voorjaar prachtig voor je komt zingen.

Tekst: Jan Smith
Illustratie: Astrid van Belle