Ik zie hem boven het veld vliegen. Met zijn puntige vleugels en relatief lange staart kan het niet missen: torenvalk. Ik word stil van binnen als ik er naar kijk, puur zen.
Ondiepe vleugelslagen wisselt hij af met korte glijvluchten terwijl hij naar prooi speurt. Of het nu windstil is of er een harde wind waait, het maakt geen verschil voor de manier waarop de torenvalk te werk gaat.
Torenvalk met verf © Astrid van Belle
Hij staat plotseling stil, hangt in de lucht. Net als andere roofvogels als buizerd, sperwer of kerkuil, bidt ook de torenvalk, dat ook wel wiekelen wordt genoemd. Met onbeweeglijke kop, een wat snellere vleugelslag en gespreide staart balanceert hij op de wind en observeert vanuit zijn eigen mobiele uitkijkpost het veld onder zich.
Hoewel specialist in het verschalken van veldmuizen, aardmuizen en jonge ratten, trekt de torenvalk zijn neus zeker niet op voor een rustende zangvogel of verdwaald kuiken en vette sprinkhanen en kevers versmaadt hij ook niet. Voorbijvliegende prooi kan hij niet vangen en dus jaagt hij vanaf een favoriete hoge uitkijkpost in de top van een boom of vanaf een paal, maar vaker staat hij te bidden. Kom niet te dichtbij want dan verlegt hij subiet zijn jachtterrein.
Vanaf een hoogte van een meter of zes tot acht zoekt hij naar sporen van muizen die hun vaste paadjes hebben tussen de niet al te hoge begroeiing. Onder het lopen laten zij hun urine lopen, want altijd in je nest plassen maakt het er in het holletje niet gezelliger op. Torenvalk ziet die urinesporen als oplichtende ultraviolette linten.
Ziet hij een muis, dan houdt hij de vleugels even stil en komt daardoor iets lager te hangen om zijn prooi goed te kunnen peilen. Dan drukt hij de vleugels stijf tegen het lichaam, sluit zijn staartveren en valt met opengesperde klauwen als een baksteen naar beneden.
Eenmaal vlak boven de prooi, stoot hij er zo hard tegenaan dat die versuft raakt of soms ook op slag dood is. Met uitgespreide vleugels blijft hij even boven het slachtoffer zitten om er vervolgens met ferme vleugelslagen mee weg te vliegen. Op zijn vaste stek eet hij de lekkernij op. Heeft hij genoeg gegeten en blijft er nog iets over, dan wordt het restant op een veilige plaats opgeborgen tot de volgende hongeraanval.
Mooie vogel, Falco tinnunculus: overwegend bruin van kleur met zwarte spikkels, het vrouwtje iets egaler en fletser bruin, het kleinere mannetje roodbruin met blauwgrijze kop en net als de pop een fraaie staart met een zwarte eindband. Torenvalk moet zijn veren in topconditie houden wil hij zijn luchtacrobatiek perfect kunnen blijven uitvoeren en dus besteedt hij heel wat tijd aan het gladstrijken en herschikken van de veren.
Ze zijn monogaam voor het leven. In het voorjaar maken ze elkaar op luidruchtige manier vliegend het hof. Torenvalk heeft ‘twee linker handen’, bouwt zelf geen nest, maar neemt zijn intrek in een verlaten kraaiennest of in de gelukkig steeds vaker voorkomende halfopen nestkasten. Jonge torenvalken worden door de ouders soms hardhandig achter de vodden gezeten om zo snel mogelijk zelfstandig te kunnen overleven. Een flierefluitende torenvalk zul je daarom niet snel tegenkomen.
Zelfs niet in De Groenzoom.
Tekst: Jan Smith
Illustratie: Astrid van Belle