Ransuil (Asio otus) is lang en slank wanneer hij op zijn hoede is, maar opgeblazen, bol en rond in ruste.
Soms wordt hij verward met de oehoe, die ook oorpluimen heeft, maar die vogel is veel groter. Ransuil lijkt ook wel wat op de bosuil, maar die heeft een rondere kop en mist de pluimpjes. Ook is hij slanker en heeft opvallende, oranjegele ogen.
Kenmerkend voor ransuil zijn de oorpluimen die recht op zijn kop staan, maar vaak ook liggen die flappen horizontaal op zijn kop. Hij dankt er zijn naam aan, want die platliggende pluimen vertonen gelijkenis met wat men vroeger een ‘ranse’ noemde – een muts of kap die in plooien langs het hoofd afhing.
De oorpluimen van ‘ooruil’ – zoals hij ook wel genoemd wordt – hebben niets met zijn gehoor te maken en dienen meer om te helpen bij zijn camouflagetechniek, rechtop staand zien die er net uit als stukjes boomschors. De pluimen liggen helemaal plat op de kop tijdens de vlucht.
Zijn oren zijn, net als bij alle vogels, gewoon twee gaatjes aan de zijkant van de kop en nauwelijks zichtbaar omdat ze worden bedekt door speciale veertjes die geluid heel goed doorlaten en het ruisen van de wind zelfs wegfilteren. Het eigenlijke gehoororgaan ligt diep in de schedel, schuin achter de ogen. Als de vogel toch extra scherp wil luisteren, zet hij de oorveertjes rechtop waardoor de gehooropening vrijkomt.
De uitspraak dat alle vogels een nest bouwen, gaat voor ransuil niet op, want bouwkundige vaardigheden ontberen hem ten enenmale. Liever eigent zij (ja zij, want het vrouwtje zoekt het nest uit) zich een kant-en-klaar onderkomen toe dat eerder door ekster, reiger of zwarte kraai werd gebouwd, waarbij ze er niet voor terugdeinst de rechtmatige bewoners met veel bravoure te verjagen.
Ransuil is meester in de kunst van camouflage. Hij wordt zelden waargenomen, maar als vogelaar mag je je handen dankbaar dichtknijpen wanneer je een roest- of rustplaats ontdekt waar meerdere uilen bij elkaar de dag doorbrengen. Door hun geweldige schutkleuren doen ze moeiteloos de schors na van de boom waarin ze zich hebben verstopt. Het is vaak een echt zoekplaatje en al helemaal als ze met halfgesloten ogen net doen alsof ze zitten te dutten. Maar pas op hè! Eenmaal geopend kunnen de fel oranjegele en priemende jachtogen van ransuil je behoorlijk de stuipen op het lijf jagen.
Ransuil jaagt voornamelijk in de vlucht tussen schemering en ochtendgloren en is verzot op rat, woel- en veldmuis. Door zijn geruisloze vlucht kan hij ook mus en vink gemakkelijk op hun slaapplaatsen overrompelen.
Als je ‘s nachts om de paar seconden een nauwelijks opvallend, nogal klaaglijk en sonoor ‘oe-oe-oe’ hoort, dan is dat ransuil. Het geluid draagt tot wel een kilometer ver. De nasale roep van het vrouwtje is iets hoger en zachter en alleen hoorbaar op korte afstand; allebei munten ze niet bepaald uit door spraakzaamheid.
Fascinerende vogel, ransuil.
Tekst: Jan Smith
Illustratie: © Astrid van Belle