…van hazenleger, hazenlepels, hazentreinen, hakenslaan
Op de nog kale en dorre gras- en hooivelden in de Groenzoom zijn ze nu volop aanwezig: in de Bergboezem, Noordersingel en Keulseweg, overal vind je nu hazen. Haas heeft mij allang op de radar, is het niet met die grote draaibare lepels (oren) die her en der achter een hoge graspol uitsteken, dan toch wel met zijn barnsteenkleurige ogen waarmee ze 360° zicht hebben.
Haas (Lepus europeaus) leeft gedurende de meeste maanden van het jaar solitair en is nauwelijks actief. Maar in het voorjaar, zo vanaf februari, maart, krijgt hij het op zijn heupen door zijn testosteron. Geslachtsdrift viert plotseling de boventoon: er moet gezorgd worden voor nageslacht. Hij gaat naarstig op zoek naar een bronstig vrouwtje. Maar hij is niet alleen! Alle mannen gaan op jacht en zo kan het gebeuren dat je ze als gekken achter elkaar aan ziet rennen over het veld. Het is geen spelletje, maar juist een doodserieus en vermoeiend paringsritueel. Als dwazen lopen ze achter elkaar aan met de blik op oneindig en het verstand op nul, waarbij ze tot wel 60 kilometer per uur halen. Soms wel met meer dan vijf of zes tegelijk achter een loopse moerhaas aan. Treinen wordt dit gedrag genoemd. In een poging die geilneven af te schudden, slaat moerhaas op topsnelheid soms plotseling een haak (een hoek van 90°). De rammelaars gaan in deze rammeltijd ook regelmatig met elkaar op de vuist of eigenlijk op de poot, want ze delen wederzijds rake trappen uit met hun lange, gespierde achterpoten. Vaak vliegen de dotten donshaar daarbij in het rond.
Na de paring bouwt haas een leger, nou ja, bouwen, hij maakt een ondiepe kuil in de grond waar hij beschutting vindt en dat is het eigenlijk. Overdag ligt hij daar maar een beetje plat en goed gecamoufleerd, maar wanneer tegen de schemering gaan ze op zoek naar eten: gras in de winter, kruiden, graan, mais en aardappelen in de zomer.
Zo’n beetje tot oktober werpt moerhaas in het leger drie tot vier nesten met twee tot vijf jongen: volledig behaard en ogen open. En om rovers te misleiden: volkomen reukloos.
De eerste dagen blijven de jongen bij moeder, maar hierna zoekt ieder jong zijn eigen ondiepe legertje waarin hij zich, naar goed voorbeeld, de gehele dag verbergt.
De moerhaas laat ze het grootste deel van de dag alleen om niet haar eigen geur aan ze te geven. Zo’n drie kwartier tot een uur na zonsondergang roept ze haar kroost door een hoornachtig geluid te laten horen, waarop de jongen zich melden in het geboorteleger om er vijf minuten lang gezoogd te worden. Daarna laat moeder ze weer alleen en zoeken de jongen hun eigen legertje weer op. Veel dieren sterven in het eerste jaar; het overlevingspercentage in het eerste jaar is slechts 15 procent. Veel jongen overleven de eerste winter niet. Ook zijn jonge hazen zeer gevoelig voor nat weer en vele dieren zullen bij aanhoudende regenbuien sterven.
(bron: Wikipedia)
Tekst en foto: © Jan Smith