Ik parkeer mijn auto op de parkeerplaats bij voormalig restaurant Hoekse Hout, dat er troosteloos en verlaten bij ligt.

Het is zeven uur precies en tweeëntwintig medecursisten staan zwijgend bij elkaar te wachten. Een uur eerder ben ik met de nodige moeite uit bed gekropen want van nature ben ik niet zo’n vroege vogel, maar omwille van vergroting van mijn ornithologische kennis moet ik vandaag wel vroeg op pad. Omdat de groepsleden stuk voor stuk aanstekelijk enthousiasme uitstralen, krijg ook ik echter al snel zin om aan de wandeling mee te doen.

 

Garry Bakker is onze gids door het Lage Bergse Bos ten zuidoosten van Bergschenhoek. Het is een ruim veertig jaar oud, zeer bosrijk gebied, met afwisselende open stukken grasland en grotere en kleinere waterpartijen. Een door wildroosters begrensd deel wordt begraasd door Schotse Hooglanders, die zich tijdens onze wandeling evenwel niet laten zien.

Het doel van deze excursie is de cursist bekend te maken met de geluiden van de verschillende vogels die de afgelopen lessen zijn behandeld. De loodgrijze lucht leunt zwaar op de toppen van de hoge populieren, die worden afgewisseld door eiken, beuken, berken en meidoorns en af en toe valt er een spat regen. Er is veel ondoordringbaar struikgewas. We volgen Garry over de meanderende verharde en onverharde paden en paadjes en staan stil op momenten dat hij ons opmerkzaam maakt op een vogelgeluid.

In het bos wemelt het hoorbaar van de merels, lijsters, tjiftjaffen, zwartkoppen en roodborsten.  Ook een fitis laat zich zo nu en dan even horen. De winterkoning heeft veruit het hoogste lied en tussendoor klinkt soms het ‘fietspompje’ van een koolmees. Ook het heldere aflopende trillertje van de pimpelmees klinkt van ergens uit het struweel. Op de achtergrond, verder weg, ‘lacht’ een groene specht, die ik sedert de cursusavond de bijnaam ‘lachende miereneter’ heb gegeven. De waterpartijen in het gebied worden bevolkt door wilde eenden, meerkoeten en futen. Nijl- en grauwe ganzen laten zich ook nu en dan even zien en horen. Bij elke watertje met overhangende takken speurt iedereen naar ijsvogels die volgens de verhalen in grote aantallen in dit oude bos gespot kunnen worden. Voor ons blijven ze vooralsnog verborgen en dus focussen we weer op het sprankelend gezang van de bekendere bosgasten.

Garry vertelt dat we eigenlijk twee weken te vroeg zijn om de wielewaal te kunnen zien en horen. Vooral de diepe klanken van die knalgele zangvogel moeten prachtig zijn, zegt hij en voegt eraan toe dat de zang een beetje op die van een merel lijkt. Als op commando begint zo’n zwarte gast in de struiken te zingen dat het een lieve lust is. Iedereen luistert ademloos. Commentaar van Garry: ‘zo ongeveer klinkt dus de wielewaal ook.’ We snappen het en mompelen instemmend.

Aan het eind van de wandeling loodst Garry de groep naar de waterkant van een grote plas om er te proberen een glimp van een ijsvogel op te vangen die zich op de tegenoverliggende oever zou ophouden. Het veelkleurig vogeltje laat zich verschillende keren zien, tot groot genoegen van alle aanwezigen.

Na twee uur wandelen, kijken en vooral luisteren zit de praktijkles van de cursus er alweer op en gaat iedereen naar huis.
Het grijze wolkendek is ondertussen opengebroken en het bos baadt zo nu en dan in het gouden ochtendlicht.