Ondanks de regenbuien van vanochtend zijn er toch 13 Rangers gekomen. Voor de kinderen op zoek gaan naar vlinders, toont Gert in een PowerPoint verschillende vlindersoorten.

Hij vertelt dat vlinders van droog weer houden, want met natte vleugels is het slecht vliegen.
Je ziet ze vaak fladderen, zoeken ze dan een vrouwtje of naar voedsel? Dat kan allebei. Wat eten ze eigenlijk? Nectar, weet een meisje.

Soorten
Vlinders bestaan uit twee families. Dagvlinders die op hun kop twee sprieten met aan het eind een knopje hebben. En nachtvlinders die twee antennes op hun kop hebben, die er uitzien als veertjes, maar zonder een knopje. Nog een duidelijk verschil is dat dagvlinders hun vleugels dichtgeklapt houden als ze zitten en nachtvlinders spreiden hun vleugels juist uit in rust.
De drie vormen die een vlinder doorlopen heeft, zijn eitje, rups, pop en uiteindelijk vlinder.

Hoe ziet een vlinder er uit?
We gaan eens goed kijken hoe een vlinder er uitziet. Wat valt op? Hij heeft een tong die hij op kan rollen. Reuze handig als je hem niet hoeft te gebruiken. Maar nog handiger is dat ie hem uit kan rollen – zoals zo’n uitrolfluitje op Koninginnedag. Met zijn roltong zuigt hij – als door een rietje – de nectar uit de bloemen.

Na de paring legt de vlinder haar mini-eitjes, goed verstopt op een droge plek. Kijk maar eens goed aan de onderkant van de bladeren van de waardplant. Wat is dat nou weer? Dat is de favoriete plant die de vlinder uitkiest voor zijn nakomelingen.
Erg handig voor de rupsjes die net uit het ei komen en honger hebben. Ze hoeven niet lang te zoeken; ze eten het blad van de plant waar ze uit het ei zijn gekropen nu juist het liefst. Als de rups heel veel gegeten heeft, weeft hij van fijn draad een cocon. Die ziet eruit als een opgerold boomblad en heet pop.

Fraaie foto’s
We zien foto’s van een koninginnenpage, huismoeder en kolibrievlinder; de laatste 2 zijn nachtvlinders. Dio weet te vertellen dat een echte kolibrie achteruit kan vliegen, en dat kan de kolibrievlinder ook.
Gamma uiltje, groot koolwitje, atalanta, wat een soorten zijn er en wat een mooie kleuren.
Inmiddels is het droog en er schijnt een flauw zonnetje. De Rangers hebben aandachtig geluisterd, maar willen nu graag echte vlinders gaan zoeken.

Met Betsy op zoek naar insecten in onze tuin © Gert Jansen

Op pad
Daar gaan ze in twee groepen de voortuin en de achtertuin doorzoeken, daar staan bloemen genoeg. De loepjes worden druk gebruikt bij het zoeken. Ik zie veel grote ogen!
Een lantaarntje, dat is een waterjuffer. Op de marjoleinplant met roze bloemen zit een mini vlindertje van nog geen centimeter. Een meisje loopt tegen de verbenaplant aan. Hij heeft kleine paarse bloemetjes en de stengel is vierkant en voelt heel ruw aan door de kleine haakjes die er aan zitten.

Vochtpareltjes op vrouwenmantel © Gert Jansen

Op de plant vrouwenmantel liggen de druppels als parels te fonkelen, die gaan op de foto.
De meisjes hebben een spin ontdekt die aan het tuinhuis hangt en geniet van een vlieg uit het vuistje.

Een atalanta – een dagvlinder: ‘klaar voor de start’ © Karin Goossen

In de voortuin van het Trefpunt vliegt een atalanta naar de vlinderstruik. Een zweefvlieg lijkt wel in de lucht te hangen, een aardhommel vliegt van bloem naar bloem. Bij de bijenkast is het ook al zo druk met af- en aanvliegende bijen. We weten inmiddels dat we niet in de aanvliegroute moeten gaan staan, want dan staan we in de weg en kan een bij wel eens onverwacht steken.

Een zweefvlieg – geen wesp dus……. © Karin Goossen

Betsy vertelt dat sommige bloemen zoals smeerwortel, wel erg goed op slot lijken te zitten. De grote insecten kunnen er niet naar binnen, net zoals een huis dat beveiligd is met veel sloten. Nu heeft de hommel een slim trucje bedacht: hij maakt een gaatje aan de zijkant van de bloem. Het lijkt net een inbreker, zo kan hij wel bij de nectar.
Gert wijst naar een rozenbottel die is aangevreten, waarschijnlijk door een groenling, een vogel met een stevige snavel, die gek is op de zaadjes.

In het Wilgwamveld

Een paddenstoel op het houtsnipper pad achter de wilgwalm © Karin Goossen

Weer heel andere vliegers, die ook nog eens heel hoog kunnen springen. Twee keer raden. Sprinkhanen natuurlijk! We zien een bruine sprinkhaan en iemand vangt een grote groene die een poot mist.
Pluis van de paardenbloem dwarrelt neer als je door het gras loopt. Even goed kijken naar zo’n pluis, de loep erop, hé er zit een klein zaadje aan. Door dat parachuutje kan het zich heel ver verspreiden. Vast en zeker zie je volgend jaar nog meer paardenbloemen.
Dan fladderen er verschillende koolwitjes rond, dichtbij en verderop ook een paar. Met de vlinderkaart erbij weten de kleintjes zeker dat het een groot koolwitje en een geaderd witje zijn. Doordat de kinderen op de juiste hoogte kijken, zien ze dat veel sneller dan een volwassene, goed gedaan hoor.

Uit een gat in de grond vliegen wespen. Daar moet een echt wespennest zitten, ze hebben er een oud muizenholletje voor gebruikt. Vanaf een afstandje kijken we er naar.
Vlakbij staan drie hooibergen, gemaakt voor de ringslang. Dat heet een broedhoop. Er is nog geen slang te bekennen en ook geen hooibeestje.
Wel vliegen er kleine beige nachtvlindertjes op als we door het riet lopen. We staan bij de paddenpoel waar het lekker naar munt ruikt. Die plant groeit hier volop. Hé daar springt een groene kikker weg, die krijgt het benauwd bij al die voetjes.
Dio wijst naar een icarusblauwtje dat tegen een grasstengel zit. Hij zit met zijn kopje naar beneden en is prachtige getekend. Iedereen bewondert hem door de loep en hij blijft rustig zitten.

Nachtvlinder

Een lieveling – een nachtvlinder © Karin Goossen

Een nachtvlinder zit doodstil tegen een rietblad aan, zo kunnen we hem allemaal goed zien.
Hij heeft zijn vleugels plat uitgespreid, is lichtbeige gekleurd met een roodbruine streep dwars over zijn vleugels.
Over zijn hele omtrek zit ook een rode band. Het is een spanner met de spannende en lieve naam lieveling (zie foto). Het is dan wel een nachtvlinder, maar soms zie je ze ook overdag. We lopen verder en kijken naar een plant die zilverschoon heet, als de wind waait lijkt de onderkant van de bladeren wel van zilver.

Twee miauwende buizerds
Twee vaste gasten, die altijd rond een uur of vier van zich laten horen, zijn twee buizerds. Indrukwekkend met hun grote vleugels, cirkelen ze tot vlakbij.
Gert ontdekt onderaan het blad van zuring een paar minuscule gele eitjes van het zuringhaantje. We zien er een paar met hun metallic groene kleur. De laatste soorten die we zien zijn een snuitkevertje, een soldaatje en een barnsteenslakje, die je eigenlijk niet moet oprapen omdat zijn huis zo breekbaar is. We hebben hem dus bekeken zoals hij op een grasplant zat. Het is net of het huisje iets te klein is voor de slak, maar het heeft een mooie punt.

Wat is daar verderop te zien, Carlo? © Karin Goossen

Carlo’s groep heeft wel vijf verschillende vlinders gezien.
Zij bekeken ook twee soorten kastanjes. De wilde met van die stevige stekels en de tamme met fijnere stekelnaaldjes op de bolster. In de paddenpoel zagen ze schaatsenrijders.

Verrassing
In het Trefpunt kunnen de Rangers met limonade en een kaakje even uitrusten. Ze krijgen een kleurplaat met een vlinder erop die heel professioneel wordt ingekleurd. Een meisje maakte een eigen kleurplaat, ze tekende en kleurde een prachtige roodborst.
Alle kinderen krijgen de zoekkaart van de Vlinderstichting met de bekendste vlindersoorten waarop ze aanstippen welke vlinders ze vandaag gezien hebben. En met een zakje zaad van vlindervriendelijke planten kunnen zij thuis verder aan de slag. Als ze dat gaan zaaien en het goed verzorgen komen er mooie bloemen die hopelijk veel vlinders lokken.

We hebben veel gezien en geleerd vanmiddag, en ik niet minder. Tot de volgende keer.
Catering bedankt voor jullie hulp.

Verslag: Ina Geenen

 

3 top-speurders © Gert Jansen