Gidsen Carlo en Ina, Ben, Astrid en Arie.
Dertien Rotta Rangers komen zaterdagmiddag op de Mollenplaats in het Lage Bergse bos bijeen. Een mooiere naam hadden we niet kunnen hebben, want er zitten ware mollen onder de Rangers.
Eén en al aandacht! © Arie Sonneveld
De kinderen worden in twee groepen verdeeld en gaan elk met eigen gidsen op pad. Met de opdracht ‘Zoek goed op en onder dode takken’ gaan ze het bos in.
Het eerste beestje dat in het loeppotje gaat om beter te bekijken is de pissebed. Een rare naam hè. Vroeger dacht men dat ze hielpen tegen bedplassen. Op de insectenkaart is hij afgebeeld met veertien pootjes en hij kan dan ook snel lopen. Toen een Ranger hem beetpakte rolde hij zich op. Dat is zijn manier om zich tegen zijn vijanden te beschermen. Want net als een ridderharnas bestaat zijn rug uit allemaal in elkaar passende stukjes. Snel trekt hij al zijn pootjes naar binnen en rolt zich op. Zo beschermt hij zijn zachte en kwetsbare buik. Een rover kan dan niet veel doen tegen zo’n opgerold schild. En weet je dat het eigenlijk geen insect is maar een………kreeftje! Hij houdt dan ook van vochtige plaatsen.
Langs het pad ligt een bergje aarde, het is een molshoop. De mol die ondergronds gangen graaft op zoek naar insecten om te eten, werpt af en toe een berg aarde omhoog en soms komt hij zelf ook even boven de grond.
Geen insect maar wel een mooie vondst is een bruin hazelnootje van vorig jaar. De nieuwe, groene hazelnoten hangen onder de bladeren van de hazelaarstruik, als je goed zoekt kun je ze al zien hangen. Een, twee, soms met drie of vier bij elkaar.
Wat beweegt daar op de boomschors? © Arie Sonneveld
Iemand tilt een grote tak op als we in de grond eronder kleine witte ‘eitjes’ zien. Een Ranger denkt dat het ook hele kleine paddenstoeltjes kunnen zijn en daar kan hij best eens gelijk in hebben, want ze zijn zo klein, dat je bijna een microscoop nodig hebt om het goed te kunnen zien.
Carlo pakt een stuk dood hout en vertelt dat je dit zó kunt openbreken. Meteen breekt hij er een stuk van af, dat gaat gemakkelijk! Hout dat leeft is zo sterk dat je het niet kunt breken. Dat komt omdat de sapstroom die door het hout naar boven en naar beneden gaat een sterke verbinding aan het hout geeft.
Daar loopt een mier en hij is niet alleen, we zien er steeds meer. Ze lopen alle kanten op in het gras en lijken wel een beetje verstoord. Hebben we per ongeluk op hun nestje onder de grond gestaan? De insectenkaart geeft aan dat er verschillende mieren zijn, grote en kleine, zwarte en rode. Ze kunnen steken ook, ze bijten eigenlijk en spuiten dan een beetje mierenzuur en dat prikt.
Even goed nadenken © Cees Mechielsen
Kleine zwammetjes op een takje roept de vraag op, ‘Wat is een zwammetje?’
Antwoord: Dat is een soort paddenstoel en ze groeien op dood hout.
Opgewonden kreten, aan een blad hangt een hooiwagen. Om die te vangen moet je behendig zijn. Hup, in het potje en heel voorzichtig het deksel erop want hij is snel en steekt zijn poten zo weer naar buiten. Hij lijkt wel wat op een magere spin maar het is geen èchte spin. Het lijf van een spin bestaat uit twee delen en het lijf van de hooiwagen uit één deel. Nog een verschil is dat de hooiwagen geen web kan maken en maar twee ogen heeft. De meeste spinnen hebben acht ogen.
We zijn toch niet verdwaald? © Arie Sonneveld
Dan komen de glibbers in zicht. Een kleine slak op dood hout, met wat vochtige aarde voelt hij zich al snel thuis in de loeppot.
Een goede speurder ziet een mooi rond gat in de grond. Even denken en raden. Het is een hol van de woelmuis die veel gaten graaft. Kijk maar eens goed rond als je in het bos loopt, dan zul je er vast nog meer zien. Tussen de brandnetels ziet de plantenkenner een mooie orchidee staan, al uitgebloeid maar aan het blad goed herkenbaar. Achter een vermolmde boomstam schuilt een huisjesslak met een mooi huisje met gekleurde strepen. Ik hoor een boomkruiper roepen, ja vogels zijn er natuurlijk ook genoeg, al hoor je ze al minder zingen dan in het vroege voorjaar.
Ik zie twee ‘vriendinnen Rangers’ die echt aan het graven slaan en met succes. In hun zwart ‘beaarde’ handen kronkelt een worm. Ook deze schat gaat in het potje. Het wordt nog gezellig daarbinnen met al die beestjes. Een naaktslak – een slak zonder huisje – wordt gevangen en een van de jongens heeft een oranje soldaatje gevonden.
Net als we bedenken dat we nog iets heel bijzonders willen vinden, komt het ‘graafduo’ met een duizendpoot aan. Duizend??? Hoeveel poten heeft hij eigenlijk? Een volwassen dier heeft 15 paar poten. Nou da’s best heel veel, daarmee zou ik me wel aan een marathon wagen. Hij is mooi roodbruin van kleur en in de opvallende voorpoten in de vorm van een tang, zit gif waarmee hij zijn prooi doodt. Hè, hè, wat fijn dat hij ons niet lust.
Net buiten het ‘enge’ donkere bos © Carlo Schep
In de holtes van een losse boomtak zit een hele familie van wel acht naaktslakken. Hun rug heeft bijna dezelfde bruine kleur als het hout. Zo vallen ze nauwelijks op en kunnen de dieren die ze graag eten zoals bijvoorbeeld de mol, ze niet snel vinden. Weet je hoe het wordt genoemd, als je eigen kleur nauwelijks opvalt tegen de achtergrond? Dat heet een schutkleur of zoals Jan weet, camouflage. Denk maar aan soldaten, die kleding dragen in de kleuren van het bos of de woestijn waar ze werken.
Van al dat speuren en graven word je wel dorstig, dus tijd voor een pauze met sinas en een kaakje.
De grote groene sabelsprinkhaan © Arie Sonneveld
De andere groep is op de terugweg en we wisselen onze vondsten uit.
Zij hebben een grote groene sabelsprinkhaan gevangen op een boom. Misschien heb je de zang van sprinkhanen wel eens gehoord. Ze wrijven hun vleugels over elkaar en dan schuurt een rij tandjes langs elkaar.
Wist je dat er hele goede ‘padvinders’ onder de Rangers zijn? Hun loeppotje is gevuld met springende padjes op een bedje van mos! Dat een pad geen kikker is weten de meeste wel. En er is nog veel meer over te vertellen maar dat bewaren we voor een andere keer. Nadat alle insecten en diertjes bekeken zijn, worden ze los gelaten in het gras of op een plant.
Iedereen een eigen koele stapsteen © Carlo Schep
Wauw! een schommelbrug © Carlo Schep
In afwachting van de ouders die hen op komen halen vermaken de ‘woelmuizen’ zich in het water bij de houten hangbrug en de stapstenen, bij de fontein. De kunst is om niet in het water te vallen, of juist toch? Het is ook zo warm, dat een val in het water eigenlijk best lekker is.
Tot volgende keer weer….en neem gerust je neefje, vriendinnetje of buurkind mee.
Verslag: Ina Geenen