Vanaf eind mei, begin juni was ze al bezig met de bouw van het nest.

Samen met haar stoere man droeg ze allerlei geschikte nestmaterialen aan en om beurten vlochten ze de slierten en takjes in elkaar. Elke ochtend zag ik het slordige bouwsel vorderen, tot ze er op zekere ochtend zelf op had plaatsgenomen. Manlief bracht haar af en toe iets eetbaars.

Wekenlang zat ze daar, terwijl in het nabijgelegen natuurgebied al veel meerkoetkuikentjes van andere stelletjes ronddobberden. Zij bleef onverdroten op het nest zitten, hoewel ik nooit een ei kon ontdekken wanneer ze in een onbewaakt ogenblik even de pootjes ging strekken.
Weer ging er een tijdje overheen. Soortgenoten waren inmiddels al aan hun tweede legsel bezig en zij zat daar maar. Geen ander levensteken dan het draaien van haar kop waarmee ze me waakzaam volgde als ik over de naastgelegen brug fietste.
De laatste dagen had ik het mannetje ook niet meer in haar buurt gezien. Hij had er waarschijnlijk de brui aan gegeven, was gefrustreerd vertrokken, gevlogen en zat misschien al bij een ander.
Zij maakte een verlaten indruk, zo moederziel alleen op het inmiddels verdorde en slecht onderhouden nest in de brede sloot. Af en toe stopte ik even op het bruggetje en praatte zacht tegen haar, vroeg of er al iets op komst was, maar altijd bleef een antwoord uit. Ik beeldde me in dat ze me vertelde erg haar best te doen, maar dat haar toewijding niet werd beloond. Ik kreeg tenslotte met de ongewild kuikenloze broedster te doen en steeds vaker fietste ik snel door zonder naar haar te kijken om pijnlijke confrontaties te mijden.

Vanochtend wilde ik alweer doortrappen toen ik een vuurrood kopje met gele pluizen naast haar zag opduiken. Ik remde en mijn hart schoot in de lach: zie daar, ze had een jong! Eentje slechts, maar wat een schitterende beloning voor haar kloekmoedig doorzettingsvermogen. Na al die weken had ze nu een prachtkuiken van jewelste. Ik kreeg een brok in mijn keel.
‘Goed gedaan hoor, vrouwtje’, fluisterde ik haar toe en daarna fietste ik verder, voldaan en vervuld van blijdschap.

Tekst & foto’s: Jan Smith