13 Kapoentjes en hun begeleiders verwelkomden wij 27 maart op het Trefpunt. Waarom? Om eens precies uit te pluizen hoe het nu zit met de uil. Ben toont een foto met zes soorten uilen die je in Nederland kunt zien. Sommige kinderen kennen al een paar namen. Ik hoor bosuil en kerkuil noemen. Goed zo! De bosuil woont in het bos, dat is makkelijk. De kerkuil zit het liefst in hoge torens of in de nok van een boerderij. Zijn gezicht lijkt wel op een hart van allemaal witte veren. Ben wijst de ransuil aan, met opvallende pluimen op zijn kop. Nee, het zijn geen oren, die zitten goed verstopt, hoog in zijn kop, onder een laag veren. Ze zien eruit als gaatjes. De grootste uil is de oehoe, zijn naam is gelijk aan het geluid dat hij maakt, je vindt hem in Limburg. De kleinste is de steenuil die je meestal bij boerderijen vindt.
Hallo Meneer de Uil – Bijzonder bezoek…
Dan vertelt Ben over de uil, die een ‘bekende Nederlander’ is. Wel eens van gehoord? Het is Meneer de Uil van de Fabeltjeskrant, een toffe Tv-serie toen jouw opa en oma jong waren. Gert kent hem ook goed. Eventjes terug naar vroeger. Ben en Gert spelen een klein toneelstukje met Meneer de Uil als handpop. ‘Oehoe’ zegt Ben terwijl hij aan komt vliegen, ‘Ik ben de grootste.’ Hij vraagt aan Gert, een jongere uil: ‘Ben jij nog op jacht geweest vandaag?’ Ja, Gert wel, hij heeft net een lekkere muis gevangen en zijn buik rond gegeten. ‘O’, zegt Ben, ‘Mijn maag rammelt, zeker de restanten van mijn laatste maaltijd.’ En spontaan spuugt hij een uilenbal naar buiten. Zo, dat lucht op, ik moet maar eens op jacht. Het gaat al schemeren en dan ben ik op mijn best. Dan speur ik met mijn scherpe ogen en grijp ik met mijn scherpe nagels. Hij vliegt onhoorbaar weg. Dat komt door zijn extra donsveertjes, daardoor maakt hij geen geluid. Zo kan hij dat muisje vangen dat lekker zat weg te dromen en aan zijn lieve vrouwtje dacht…, het maakte al plannen voor een mooi, sterk nestje… Ach, weet zo’n uil veel, hij mag dan wel wijs heten, hij denkt vooral aan eten.
Een aardappel met een verhaal
Ben heeft net verteld dat een uil zijn ogen niet kan bewegen. Gert heeft een aardappel op een stokje geprikt en er een uilengezichtje op getekend. Zijn ogen kijken recht naar voren. Nu draait hij de aardappel naar links, zo kijkt hij naar Ben, dan draait hij de aardappel verder door en kijkt hij recht achter zich, naar zijn eigen rug, maar dan….. nòg verder! Zo, dat kunnen wij mensen niet. De uil kan dat ook naar rechts doen. Dus al kan hij zijn ogen niet bewegen, hij kan toch goed om zich heen kijken door zijn kop heel ver te draaien.
Een volgende foto laat twee jonge uilen zien, uilskuikens. Wat? Zit je me nu uit te schelden? Jonge uilen zijn nieuwsgierig en gaan soms op onderzoek uit. Waar blijven pa en ma ook zo lang, ik heb honger. En dan klimt zo’n uiltje het nest uit. Het gaat op een tak zitten, hipt wat heen en weer. Vliegen lukt nog niet goed. Hè, hè, best vermoeiend dat klauteren. Het dommelt een beetje in slaap en valt dan opeens van zijn tak, grijpt wild om zich heen, maar weg is de tak. Het tuimelt wel een paar meter omlaag en blijft dan versuft aan een dun takje hangen. Daar komt pa aangevlogen. ‘Uilskuiken, roept hij, jij bent een beetje dom.’
Ben laat een papier zien waarop allerlei botjes staan getekend van de muizen die uilen eten, die komen uit een braakbal. Een bekken, ribben en een kaakje met tanden. ‘Wie met het pluizen goed zijn best doet krijgt een diploma en het komt allemaal in de Fabeltjeskrant…’ zegt Gert.
Buiten bloemen bekijken
Lang genoeg stil gezeten, de Kapoentjes gaan naar buiten om bloemen te zoeken die op de kaarten staan die ze hebben gekregen. Speuren dus. Dylan is de eerste die roept: ‘Een brandnetel’. Dan hoor ik Sophie die er gelijk twee opnoemt, ze ziet de paardenbloem en het speenkruid. Bij het hek bloeien ook prachtige bloemen. Ze zijn niet wild, maar Rotta heeft daar een paar bollen geplant die nu volop in bloei staan. Vanwege het uitstekende hart wat wel op een trompetje lijkt, noemen we die trompetnarcis.
Dan gaat het steeds vlotter, de paarse dovenetel wordt gemeld, en in een berg dood riet liggen grote pluimen. Het pluis van de rietsigaar. ‘Zeg, moet je eens voelen hoe zacht dat is, net als wol’, zegt een meisje. Precies en dat weten de vogels ook, die gebruiken dat zachte pluis om de binnenkant van hun nestje mee te bekleden. Zo blijven de eitjes op temperatuur en als de jonge vogels uit komen, liggen ze lekker warm. Luuk wijst op de kaart terwijl Simon het raapzaad vindt. Een plant met lichtgele bloempjes en groene blaadjes die helemaal rondom de steel zitten.
Bijendansje
Ben vertelt dat bijen op zoek naar nectar om te eten, ook heel nuttig zijn, omdat ze de bloemen bestuiven met stuifmeel. Ze gaan van bloem naar bloem en aan hun pootjes blijven de klein stuifmeelkorreltjes kleven. Die komen zo weer op andere bloemen terecht, zo ontstaan er vruchten. Nu nog een verhaal dat best wel moeilijk is. De bijen hebben een slimme manier om aan de andere bijen in de bijenkorf te laten weten waar ze de nectar kunnen vinden.
De bij maakt een soort dansje, hij draait telkens in achtjes rond. Daarmee wijst hij de richting aan waarin de anderen moeten zoeken. Ook laat hij de andere bijen ruiken aan de nectar die hij heeft gevonden. Zo weten ze na een tijdje allemaal waar Abraham de mosterd haalt. Eigenlijk net zoals jullie vanmiddag uitleg hebben gekregen van Ben en Gert. Door te luisteren naar hun verhaal maar ook door te kijken naar de planten en te voelen dat sommige bladeren ruw zijn en andere zacht. En soms door te ruiken. Paddenstoelen hebben een speciale geur. Wil je het bijenverhaal nog eens goed zien en horen? Op YouTube is het te vinden: ga naar www.bit.ly/debijendans; papa en mama kunnen je wel helpen.
Pluizen, sap drinken en zelf een muisje proeven
Terug in het Trefpunt pluizen de Kapoentjes een uilenbal van de kerkuil uit. Een heel gepulk, dat met behulp van een satéprikker en een kwastje al gauw allerlei botjes oplevert. Met een loepje worden de botjes bekeken en ingekleurd op de kaart.
Ons jongste Kapoentje wilde meteen proefondervindelijk testen en stak de uilenbal in haar mondje. Gelukkig kwam die niet ver en na een spoelbeurt sabbelde ze tevreden verder op een snoepmuis. Na hard werken liggen de tafeltjes bezaaid met plukjes grijs muizenhaar, de botjes gaan in een beker mee naar huis. Dan kunnen ze daar haarfijn uitleggen welke muizen de uil gegeten heeft. Tussendoor smaken een glas sap en de suikerzoete muis heel lekker.
De middag wordt afgesloten met een echt pluisdiploma voor ieder kind. In de tuin heeft Gert voor iedereen een ‘Meneer de Uil’ handpop verstopt. Goed zoeken maar, wie er een vindt mag hem houden. Deze handpoppen kwamen vers uit de supermarkt PLUS Koelhuis te Bergschenhoek. Namens de Rotta Kapoentjes hartelijk dank daarvoor.
Meneer de Uil groet alle Kapoentjes: ‘Oogjes dicht en snaveltjes toe, en tot de volgende keer!’
Ina Geenen