Rondstruinen in de natuur, de herfst zien, ruiken en voelen. Wel 23 Kapoentjes mogen we verwelkomen op deze woensdag.
Samen met de vaders, moeders, opa of oma is het een hele drukte. Er zijn ook een paar nieuwe kinderen bij, maar de meeste zijn al vaker mee geweest.
Gert vertelt wat we vanmiddag gaan doen. Het is een leuk, afwisselend programma maar ik verklap niets, lees maar verder.
We maken drie groepjes met de gidsen Betsy, Gert en Carlo. Ik loop vandaag met de groep van Carlo mee.
We gaan lekker wandelen en onze ogen de kost geven. Daarmee bedoelt hij goed om je heen kijken, naar beneden en ook naar de lucht want overal is iets te zien. Wie zijn neus gebruikt kan de herfst al ruiken.
Vlakbij ons tuinhuis – een kleine paddenstoel met rood hoedje © Lisette Boonekamp
Rozenbottels
Buiten voor het Trefpunt vraagt hij welk seizoen het nu is, dat betekent welke tijd van het jaar. Nu dat kan zomer, herfst, winter of lente zijn. Al schijnt de zon, de zomer zit er bijna op. Na even nadenken antwoordt iemand ‘de herfst’. Dat klopt, de herfst gaat beginnen. En …hoe kun je dat zien? Kijk eens naar de grond, ja natuurlijk aan de bladeren die vallen. Een meisje weet dat er dan paddenstoelen zijn en er zitten ook vruchten aan de bomen. Die kunnen mensen niet altijd eten maar vogels wel.
Carlo laat een struik zien met venijnige dorentjes aan de stengels en met grote rode vruchten, die heten rozenbottels. Er zitten zaden in die keihard zijn maar de groenling krijgt ze met zijn stevige snavel wel klein.
Vogeltrek 😉
Dan vertelt hij waarom de vogels goed moeten eten, luister maar eens.
Vogels leggen eieren en voeren hun jongen. Als ze een nestje jongen hebben grootgebracht, trekken ze naar het warme zuiden. Na de winter vliegen de vogels weer terug naar ons land om hier in de lente weer te broeden. Je begrijpt dat ze daar wel sterk voor moeten zijn. Eerst een goed plekje zoeken om een nestje te bouwen, eieren te leggen en te broeden en dan nog heel vaak heen en weer vliegen om alle jonkies eten te brengen, daar krijg je wel trek van. Daarom eten ze veel bessen en zaden, zo worden ze lekker vet en kunnen ze er tegen.
Kastanjes
Hé, wat ligt er eigenlijk allemaal op de grond? De gevallen, groene bolsters van de wilde kastanje. Door de val springen ze met een plof open. Als je goed zoekt vind je een eindje verder ook die mooie glanzende, bruine kastanjes. Gauw rapen en je zakken volproppen, want ze zijn prachtig! Je kunt er thuis van alles van maken.
We bekijken de kastanjeboom. Zijn bladeren zijn al aan het verkleuren. Een scherpe speurder ziet dat er nog meer bolsters in de boom hangen.
Kaardenbollen – behoorlijk scherp © Mieke Kerver
Kaardenbollen
Bij de parkeerplaats groeien een paar hoge planten met stekelige zaadkoppen, kaardenbollen. Nu de paarse bloemen zijn uitgebloeid, komen de zaden erin. De putter – een klein, kleurig vogeltje – lust die zaadjes graag.
Als de zaadjes er allemaal uit zijn gepikt, blijft er een lege bol over waar allemaal haakjes aanzitten. Vroeger gebruikten de mensen die om er de wol van de schapen mee te kammen. De gekamde wol werd dan gewassen en gedroogd dan konden de vrouwen er lange wollen draden van spinnen. Daarna breiden ze van die draden een trui. Wat een werk hè, het werden dan ook lekkere warme truien want ze hadden nog geen centrale verwarming.
Paddenstoelen Spiegelen © Angela Vink
Sommige kinderen lopen vooruit om de gele en witte paddenstoelen op het houtsnipper pad te bekijken. Met de spiegeltjes kijken ze goed onder de hoed. Ik ben benieuwd wat ze zien. Streepjes zegt een meisje, en enthousiast plukt ze de hoed, die in haar tas gaat bij de andere vondsten. Die streepjes heten ook wel plaatjes. Andere paddenstoelen hebben gaatjes, die heten gaatjeszwammen.
De nog bloeiende plant met roze bloempjes en op elk blad een donkere vlek heet perzikkruid.
Paddenpoel
De paddenpoel is een vijver waarvan de kant langzaam omhoog loopt. Zo tuimelen de dieren niet vanaf de kant met een plons in het water. En als ze in de poel zitten en ze willen eruit, dan kunnen ze gewoon zwemmen tot waar het water ophoudt en dan verder lopen, ze hoeven dus niet te klimmen.
Bij zo’n mooie poel ga je vanzelf diep nadenken. Gert heeft dan ook een moeilijke vraag.
Wat is het verschil tussen een kikker en een pad?
Een kikker heeft een puntige snuit en hij kan grote sprongen maken.
De pad heeft een plattere snuit, hij is bruiner en hij heeft van die pukkels op zijn huid. En hij doet het wat rustiger aan. Springen? Wel nee, hij loopt, zo komt hij er ook.
Sporen
Een stukje verder loopt een zandpad voor paardrijders. Doordat het zand vochtig is blijven afdrukken er goed in staan. We gaan zoeken naar sporen. Dat kan zonder loep en spiegeltje, gewoon door goed te kijken.
Wat zien ze allemaal? Paardenhoeven, grote afdrukken van vier tenen met scherpe nagels van een hond. Lange ribbels herkennen de kinderen meteen als tractorsporen, voetstappen van mensen met het patroon van sportschoenen en wandelschoenen. Dan horen we dat hier vossen leven. Hij laat ook sporen achter, een drolletje met een punt eraan is van de vos. Nu ligt er een uitwerpsel maar die is van een hond, want hij eindigt rond. Een meisje ziet een rond gaatje in het zand, als ik vraag van welk dier dat is, weet ze stellig ‘van een muis’.
Knotwilg
Er groeit een boom langs de rietkraag die wel wat op een pruik lijkt. Carlo vertelt van deze boom die wilg heet en wat hem zo bijzonder maakt. Elke drie jaar worden de takken afgezaagd, zo krijgt de bovenkant een ronde bolvorm, de knot. Daarom noem je die boom een knotwilg. Let er maar eens op als jullie weggaan met de auto en je kijkt uit het raam, vaak zie je hele lange rijen knotwilgen langs de slootkant staan.
Pas op hoor! vlijmscherp die bolster van de tamme kastanje © Mieke Kerver
Wat zien de anderen?
We passeren de andere groepen en ik hoor een paar moeders tegen elkaar zeggen: ‘Leuk hoor, ik leer zelf ook nog wat’. Intussen is de groep van Gert bij de Wilgwam aan het struinen en daar zien ze iets bijzonders. Drie jonge fazanten rennen zo hard ze kunnen door het hoge gras, dan vliegen ze de Hoeksekade over en maken een veilige landing aan de andere kant. Ze zien een koolwitje vliegen en een grote libel die veel haast heeft scheurt voorbij. Ook hebben ze de bolsters van de tamme kastanje gevoeld, met van die scherpe stekeltjes.
De groep van Betsy komt op hun route een groen haantje tegen, dat is een glanzend insect en ze vinden eikels met hoedjes van de zomereik. En van de plant dovenetel zuigen ze aan het bloemeind, dat zoet smaakt, er komen altijd veel insecten op de nectar af. Ze zien ook nog de grote klis, een plant met stekelige vruchtjes die als je er tegen aan loopt aan je kleren blijven plakken of bij schapen aan hun vacht blijven hangen.
En…staat de rode klaver op de zoekkaart? © Mieke Kerver
‘Werkoverleg’ met z’n zessen © Mieke Kerver
De kaarten die de kinderen mee hebben, met daarop foto’s van bekende bloemen en vruchten worden erbij gehaald. Zo vinden ze de gevonden eikeltjes terug op de kaart.
Herfstkleurplaat
Terug op het Trefpunt wordt de dorst gelest met lekker sap en een kaakje. Daarbij krijgen ze een herfstkleurplaat van twee kabouters met een grote paddenstoel. Hun enthousiasme is groot, ze gaan druk aan de slag met kleurpotloden en viltstiften. Ik zie zelfs enkele ouders die ook graag de kleurstiften hanteren.
Zintuigen
De Kapoentjes leren veel nieuwe woorden vandaag. Wat zijn nu zintuigen? Onderzoeken: waarmee doe je dat? Met je loep roept er een, met een meetlint weet Luuk. Prima en denk eens aan je ogen waarmee je ziet, je handen waar je mee kunt voelen, je mond waar je mee proeft en je neus waar je mee ruikt en als laatste je oren waar je mee hoort. Met al die zintuigen kunnen we onderzoeken. Aan de slag dus.
En….wat voel je? © Lisette Boonekamp
Voeldoos
Buiten staat een voeldoos met een gat in het deksel. Daarin liggen voorwerpen uit de natuur.
Zonder te kijken mogen de kinderen met hun hand voelen en dan zeggen wat het is. Het is reuzespannend dat zie ik aan de gezichtjes. Met hun ogen stijf dichtgeknepen en een grote denkrimpel gaan de Kapoentjes aan de slag.
Stef is als eerste aan de beurt, hij fluistert aan Carlo wat hij voelt. Het moet zachtjes zodat de andere kinderen het niet horen. Als ik navraag wat ze denken dat er in de voeldoos ligt komen antwoorden als ‘zand, paardenvoer, hooi, een stok, veren’. Esmee herkent een dopje van een eikeltje, knap hoor! De meeste antwoorden zijn goed, soms bijna goed want hoe voel je het verschil tussen zand en zaagsel? Nu ze allemaal zo hun best hebben gedaan, is dat wel een prijsje waard. Uit een andere doos mogen ze een verrassing graaien.
Een stampvol loeppotje © Mieke Kerver
Na afloop is er op de tafel een stampvol loeppotje achtergebleven. Er zit een grote slak in die – neergevlijd tussen de madeliefjes en de klaver – onverstoorbaar aan groen knabbelt.
Dat de kinderen weer hebben genoten blijkt wel uit hun reacties. ‘Ik kom altijd’ zegt Luuk.
We zien jullie graag de volgende keer terug en gebruik intussen al je zintuigen als je in de natuur bent. Tot 15 november allemaal.
Dank aan alle vrijwilligers die deze middag in touw zijn geweest.
Verslag: Ina Geenen
Reactie van de oma van Luuk
Het was weer geslaagd. Heerlijk buiten struinen. Werken met loep en spiegeltje blijft boeiend.
De voeldoos was een heel goed en leuk idee.
Kleurplaten en grabbelverrassing toe waren slotklappers.
Zoals Luuk zei bij het weggaan: “Ik kom altijd!”
Namens mijn kleinzoon: “Bedankt voor deze geslaagde middag”.
Reactie Piet Mulder
Een interessant en een lekker sappig verslag.