Afgezien van een dagelijks korter of langer ommetje in de vorm van een wandeling of fietstocht ben ik veel thuis. En wat prijs ik mij gelukkig met mijn tuintje. Het is slechts 40 m² maar er gebeurt van alles in de vorm van ongenode gasten.

De tuin van Josien

Een paar jaar geleden heb ik uit nieuwsgierigheid besloten om alles wat aan komt waaien niet meteen te wieden en eens tot bloei te laten komen. Dat zorgt voor heel wat verrassingen. Behalve paardenbloem en robertskruid is er muursla, gewone melkdistel, basterdwederik (welllicht de viltige), nu nog in knop maar straks rijk bloeiend muskuskaasjeskruid, gewone ereprijs, oosterse sterhyacint (prachtig en vrij zeldzaam!), schijnpapaver, gevlekte aronskelk, knopig helmkruid, geel nagelkruid, kleefkruid, klimop en de niet erg algemeen voorkomende struisvaren. De mahonie die voor mijn tuintje heeft gekozen moet ik wat kort houden anders wordt het een enorm ding, het is een vroege bloeier en erg aantrekkelijk voor insecten. Sommigen zijn ‘echt’ wild, anderen verspreide tuinplanten van elders.

Akkerhommel op iberis

Mijn kleine wildernis lokt veel vliegend spul, zoals allerlei zweefvliegen, de narcisvlieg, de tuinhommel, de aardhommel en de akkerhommel. De tuinhommel heeft een nest in de spouwmuur. Ik heb dat eens even opgezocht, dat blijkt absoluut geen kwaad te kunnen. Het blijkt trouwens dat de grote bonte specht zo nu en dan bij zo’n spouwmuurnest gaat kijken of hij erbij kan komen.
Verder mag ik witjes en het muntvlindertje welkom heten, en een enkele keer een gehakkelde aurelia.

De variëteit aan vogels is niet spectaculair, aan levendigheid geen gebrek. Vooral mussen, koolmezen, houtduiven en merels weten me te vinden tussen de (helaas) grote aantallen betegelde tuinen. De roodborst is noordwaarts vertrokken. Bijdehante kauwen en eksters komen geregeld eens zien of er wat te halen valt, net als zo nu en dan een Turkse tortel, een gaai en een grote bonte specht.

De ongenode gasten moeten zich wel een beetje gedragen, er moet ruimte overblijven voor de planten die ik er zelf ingezet heb. Zo heb ik dagwerk aan het weghouden van haagwinde en heermoes en ook anderen die te veel plaats in gaan nemen, zoals gevlekte aronskelk, worden kort gehouden. Het zevenblad heeft zich gelukkig laten terugdringen door maagdenpalm en tuingeranium, dat scheelt alweer. De campanula groeit zo mijn keuken in als ik het zijn gang zou laten gaan. De zomereik die op allerlei plekjes opduikt krijgt geen kans. Water krijgt het niet van me, dus wat het niet redt heeft pech. Het gekke is dat het na twee behoorlijk droge zomers toch weer een groen en bloeiend feestje is. Bijkomend voordeel: voor de katten uit de buurt is er geen plaats over om hun behoefte te doen.

Tekst en foto’s: Josien Hofs