Zoals ieder jaar is het verlangen naar het begin van de lente groot. In februari mochten we niet alleen genieten van winterweer maar waren er ook enkele mooie dagen. Nu is het echt zover: je ziet dat de natuur op alle fronten tot leven komt. Overal zijn bloeiende voorjaarsbollen, groene knoppen aan bomen en struiken worden dikker en de eerste insecten vliegen rond op zoek naar voedsel. Ook de vogels in onze tuin laten zich volop zien en horen. Wat ben ik blij dat opnieuw een paartje ringmussen gaat nestelen in de koolmezenkast, net als in 2019. In dat jaar zijn drie jongen uitgevlogen.

Ringmus in de mezenkast

Grappig is dat juist ringmussen het goed naar de zin hebben in mijn tuin. De hele winter zie ik ze al en ook tijdens de Nationale Tuinvogeltelling eind januari jl. kwam een zwerm van wel 6 ringmussen tegelijk op het strooivoer af. Ze vinden veilige schuilplekken in de hoge en dikke coniferenhaag van de achterburen.

Nu opnieuw een paartje ringmussen gaat nestelen, verheug ik me al op de komende weken om het allemaal vanuit de woonkamer te kunnen volgen. Vandaag was het al meteen raak: een ringmus komt aanvliegen met een takje dat veel te groot is voor de invliegopening van de nestkast. Eindeloos blijft hij of zij (ringmussen zijn uiterlijk gelijk) linksom, rechtsom en nog paar keer aanvliegen om het takje naar binnen te krijgen. Met een glimlach moest ik denken aan die filmpjes van enthousiaste honden die met een veel te grote tak door een smal poortje willen. Even later laat de partner zien dat het met wat kleiner nestmateriaal beter lukt. Kortom, volop lentekriebels in de tuin.

Als Rotta-lid en als vrijwillige tuinvogelconsulent bij Vogelbescherming Nederland vind ik het leuk om mijn tuin zo vogelvriendelijk mogelijk te maken. Het belangrijkst is om te zorgen voor (bloeiende) beplanting die insecten aantrekt en natuurlijk voedsel voortbrengt, zoals zaden, bessen en fruit. Door meer gelaagdheid aan te brengen met kleine bomen en struiken en door meer klimplanten ontstaan er schuil- en vluchtplekken voor de vogels. In het najaar blijft het afgevallen blad in de border liggen, zodat merels fijn kunnen scharrelen naar insecten en bodemdieren. Echt belangrijk is een waterschaal of vijver waar vogels kunnen drinken en badderen.

Als laatste is het op goede plekken aanbieden van strooivoer, zonnepitten en pinda(kaas) een garantie voor veel bezoek van mezen, vinken, huismus, heggenmus, roodborst, groenling, merel, halsbandparkiet en duiven.

Door ieder jaar wat kleine aanpassingen te doen, zie ik nu meer vogels in mijn tuin. Tijdens de tuinvogeltelling in 2018 telde ik in een half uur al 16 vogels in 10 soorten. Ieder jaar tel ik meer vogels, dit jaar zelfs 32 vogels in 13 soorten. Niet alleen ringmussen, maar gelukkig ook steeds meer merels. De massale ziekte en merelsterfte door een virus lijkt gelukkig op zijn retour. Hopelijk kunnen we dat over enige tijd ook van het coronavirus zeggen.