Een flinke groep vogelaars en een hond zijn afgekomen op de door Rien geleide wandeling.

Ontstaan

Het Bentwoud is het grootste bos van Zuid-Holland en volop in ontwikkeling.
Het is een aangelegd bos dat bestaat uit verruigde grasvlaktes, gedeelten met struiken en bossages, plassen en sloten en paddenpoelen. Met behulp van stuwen wordt het waterpeil kunstmatig hooggehouden waardoor het bos vorig jaar met die grote droogteperiode weinig te lijden heeft gehad.

Aan iedere recreant is gedacht. Je hebt hier een hondenbos – de baas mag nog wel mee – waar ze uitgelaten kunnen rennen en dollen met elkaar. En ja in deze tijd van iedereen gelijk, is er dan ook een koeienbos. Die gooien niet gelijk alle remmen los, het is zelfs een bescheiden aantal Hooglanders dat hier vrij kan grazen. Met hun lange horens, Beatlehaar en onverstoorde blik zijn ze erg fotogeniek.

En route

De fel schijnende zon tegen de helderblauwe lucht werkt aanstekelijk op de vogels.
Om hun stembanden te smeren voor als het er over een maand echt op aankomt zingen ze hun eerste voorjaarsnoten. Inzingen zogezegd om straks de concurrentie aan te gaan met soortgenoten, het gebied af te bakenen en om een vrouwtje te lokken.

Op een plas zitten fuut, tafeleend, wilde eend en krakeend. Deze laatste wordt steeds vaker waargenomen en overtreft op sommige plaatsen al de wilde eend in aantal. De hoge roep van de scholekster klinkt.
Vlakbij vliegen twee torenvalken over, waarschijnlijk een paartje. Een echtpaar knobbelzwaan drijft langs. Vanaf een lage tak zingt een roodborst zijn liedje, de zon op zijn roestkleurige borst. Uit de verte dringt de hoge roep van de kolganzen ons oor binnen. Voor ons vliegt een grote bonte specht in grote haast voorbij, toch gaat hij niet in een rechte lijn, we herkennen hem aan zijn golvende vlucht. We struinen door gras en omzeilen koeienvlaaien.

Aan het eind van een sloot een paar blauwe reigers die bij onze komst hun brede vleugels uitslaan. Een vlucht spreeuwen kijkt hen na.

Bomen en planten en wat er tussendoor vliegt

In het gebied groeien jonge zomereiken, Rien legt het verschil uit met de wintereik. Die zouden we wel eens in het echt willen zien. Trudy moet nog even wachten, want de wintereik is in Nederland in aantal veel dunner gezaaid dan de zomereik. De zomereik heeft een korte bladsteel en een eikel heeft een lange steel. Bij de wintereik is het net andersom.

Sam, de kooiker zet mij op het verkeerde been, met zijn hoge piepjes imiteert hij de boomklever. Rien vertelt dat hier wilde bloemen zijn ingezaaid, die allerlei insecten en vogels trekken. Bijvoorbeeld de veldleeuwerik die al zingend zo mooi omhoogstijgt vanaf de grond. Even verderop hoort Peter de eerste en dan zien en horen we hem regelmatig op verschillende locaties. We zien zelfs een zwerm van wel 20 vogels neerstrijken.

Een holletje van de veldmuis is een goed teken, de velduil die hier voorkomt heeft ze op zijn menu staan. In de verte is een supersnelle run te zien van een, nee, drie rammelende hazen, her en der vinden we zelfs hazenhaar plukjes. Aan planten zien we al enkele gele bloempjes van het bloeiend klein hoefblad, veel rozetten van de speerdistel.

Hink-stap-sprong

We lopen inmiddels over ongelijk terrein, de Hooglanders hebben hier hun hoeven neergezet en in de ontstane kuiltjes staat water. Daarbij hebben ze nog wat flatsen achtergelaten, lopen lijkt meer op hink-staps-prong. Een kleine vlucht, snelvliegende eendjes worden door de kenners als wintertaling geregistreerd, net als de twee overvliegende bergeenden. Twee grauwe ganzen strijken neer om gras te eten, ze grazen een groot deel van de dag. Wij rommelen ook maar eens in de rugzak om er iets uit te vissen om te knabbelen. De zon is inmiddels goed warm. Ik noteer kokmeeuwen en een kramsvogel.

Natuurlijke bosontwikkeling

Aangekomen bij een aangelegd stuk bos waar aan een kant allemaal dezelfde bomen dicht op elkaar zijn ingezaaid. Inmiddels aardig op lengte, maar saai. Het aangrenzende stuk vertoont meer variatie. Daar is men op een andere manier te werk gegaan. Er staan verschillende groepjes bomen met open stukken ertussen, meer lichtinval dus. Daar groeien nu bomen en struiken die zichzelf hebben uitgezaaid en ook door de wind, in verschillende hoogtes, het heeft zich prachtig ontwikkeld. Er groeien onder andere kers, abeel, rode kornoelje, els, sleedoorn, eik en wilg enz. Op deze manier krijg je een veel natuurlijker en evenwichtiger bos. Rien wijst op de korstmossen op de stam van de essen, – een combinatie van een schimmel en een alg – die de boom aantasten. Op het laatste stuk zien we nog de gaai, merel, graspieper, kuifeend, pimpelmees en holenduif. Met dank aan de gids voor zijn enthousiaste en deskundige uitleg over dit mooie gebied.

Tekst: Ina Geenen
Foto’s: Peter Wienbelt