In Aves Visum 147 lichtte ik een tipje van de sluier op over de relatie tussen bijen en bloemen. In dit nummer neem ik jullie mee in de samenleving van de honingbij. Door het jaar uit het leven van een honingbijenvolk te bezien, krijg je een idee over de opbouw van een volk en de manier waarop ze samenleven.
In een bijenvolk is maar één koningin en de bevruchting tijdens de bruidsvlucht vindt slechts één keer plaats in haar leven.
In Nederland leven honingbijen niet of nauwelijks in de vrije natuur. Er zijn te weinig geschikte plekken waar ze een veilige kolonie kunnen vormen. Daar waar ze niet door imkers gehouden worden, leven ze in bijvoorbeeld schoorstenen. Als imker kan je ervoor kiezen om, ondanks dat bijen in de kast gehouden worden, het volk zich toch op een natuurlijke manier laten ontwikkelen. Dit door niet in te grijpen in de ontwikkeling van het volk. Ik beschrijf de cyclus van een bijenvolk dat in de vrije natuur zou leven. Een bijenvolk kent drie verschillende typen bijen: de vrouwelijke werkster, de mannelijke dar en de koningin (moer).
De werkster
De werksters zijn steriele vrouwtjes, de eierstokken zijn inactief, wat betekent dat ze geen (bevruchte) eitjes kunnen leggen. De werksters leven in de wintermaanden (oktober – februari) vijf maanden. Zodra de koningin in het voorjaar haar eiproductie opvoert en de werksters hard moeten gaan werken, worden de werksters vanwege dat harde werken niet ouder dan 6 weken. De werkster kent gedurende haar korte leven verschillende fasen als huisbij en buitenbij.
Fase 1 , 1e – 10e levensdag zijn het huisbijen, ze blijven in de kast. In deze fase ontwikkelen ze zich van poetsbij, verwarmingsbij tot voedsterbij. De werkster kent in deze periode dus verschillende taken, die samenhangen met de ontwikkeling van het bijenlichaam. De eerste paar dagen rusten ze nog wat en eten stuifmeel om de voedersapklieren te activeren. Ze poetsen lege cellen schoon en zitten op het broed (gesloten cellen) om dat op de juiste temperatuur te houden (poets- en zorgbijen). Zo tussen de 3e en 10e dag, als de voedersapklieren zich voldoende hebben ontwikkeld, kunnen ze eiwitrijke voerdersappen produceren en jonge larven en andere bijen gaan voeren. Als ze in de buurt van de koningin komen kunnen ze deel uitmaken van de hofstaat. Ze likken, wassen en voeden haar.
Fase 2, 10e – 18e dag ontwikkelen de wasklieren en gifklieren zich. Met de wasklieren scheiden de werksters kleine wasplaatjes uit, waarmee ze raten gaan bouwen (bouwbijen). De bijen nemen nectar over van de haalbijen, verwerken dit en slaan dit op in de cellen. Aan het einde van deze fase zijn de werksters nog een paar dagen wachtbij met als taak de ingang van het nest te bewaken tegen indringers. In deze fase hebben de werksters de grootste concentratie bijengif in hun gifblaas.
Fase 3 breekt aan zo rond einde van de derde week, dan gaan de bijen naar buiten. Ook in dit stadium zien we verschillende stadia en manieren van samenwerken. Speurbijen, die plekken zoeken waar het voedsel te halen is en haalbijen die nectar, stuifmeel en water halen.
De dar
De mannetjes – darren – hebben maar 1 taak en dat is het bevruchten van jonge koninginnen. Als pasgeboren koninginnen uitvliegen om bevrucht te worden (de bruidsvlucht), vertrekken de darren naar speciale plekken: de darrenverzamelplaats. Hier verzamelen zich darren van verschillende volken in de hoop een koningin te kunnen bevruchten. Als een dar het voorrecht heeft om een koningin te bevruchten is dat ook gelijk zijn laatste daad.
De koningin
In een bijenvolk is maar één koningin en de bevruchting tijdens de bruidsvlucht vindt slechts één keer plaats in haar leven. Zij kan wel 5-6 jaar oud worden. Haar enige taak is het leggen van eitjes, bevrucht en onbevrucht. Met haar voorpoten voelt de koningin in welk celletje ze een bevrucht eitje moet leggen. Dit doet zij door bij de eicel een zaadcel te voegen. Uit dit bevruchte eitje wordt een werkster geboren. Ze wordt verzorgd door de werksters die zich om haar heen vormen – de hofstaat – die haar voeden met supervoedsel: koninginnegelei, een mengsel van vetrijke en eiwitrijke stoffen. Door deze goede verzorging kan de koningin wel 2.000 eitjes per dag te leggen. De koningin verspreidt feromonen die zorgen voor de harmonie binnen het volk en ook dat de werksters niet aangezet worden tot het leggen van onbevruchte eitjes.
Winter
In de winter bestaat het bijenvolk uit 15.000 tot 20.000 bijen. Ze houden elkaar warm door dicht op elkaar te zitten (wintertros) en te trillen met hun vleugelspieren. Ze houden met elkaar de temperatuur binnen het volk op ca. 15 graden. Hoe lager de buitentemperatuur, hoe dichter de bijen tegen elkaar gaan zitten, met de koningin in hun midden. In deze periode legt de koningin niet of nauwelijks eitjes. Maar na de kortste dag komt de eiproductie langzaam op gang.
In de winter komen de bijen niet naar buiten. De honingvoorraad die ze in de zomer hebben aangelegd is voldoende om de winterperiode te kunnen doorkomen. Zodra de temperatuur boven de 8°C komt, gaan de eerste bijen naar buiten. Eindelijk kunnen ze zich ontlasten. De reinigingsvlucht, een onderneming die ze oplucht, maar ook gevaarlijk is als de weersomstandigheden nog bar zijn. Het risico is dat ze door kou en wind onderkoeld raken en sterven. De koningin gaat niet mee, haar ontlasting wordt door de bijen opgeruimd.
Voorjaar/zomer
Vanaf maart neemt de eiproductie van de koningin snel toe. Ze legt de eerste maand hoofdzakelijk bevruchte eitjes, waaruit de werksters worden geboren. Vanaf april begint ze ook onbevruchte eitjes te leggen waaruit de darren geboren worden. Het volk groeit explosief en kan in april al uitgegroeid zijn tot een volk van 30.000 bijen.
Naarmate het volk groter wordt bereiken de geurstoffen (feromonen) die de koningin verspreid niet alle bijen meer. Dit is het signaal dat het tijd wordt voor de voortplanting. De werksters worden onrustig. Ze beginnen aan de rand van de raten een aantal broedcellen voor nieuwe koninginnen te bouwen: de moerdoppen. In deze doppen legt de koningin een eitje, dat zich door de goede zorg van voedsterbijen, die het speciale voer de koninginnegelei geven, ontwikkelt tot een nieuwe koningin.
Als de moerdoppen met eitjes gevuld zijn, gaat de eiproductie van de koningin omlaag, krijgt ze minder voedsel van de werksters en beweegt ze druk over de raten. Ze moet afvallen en in goede conditie verkeren om met een deel van het volk te kunnen vertrekken. Het vertrek van deze zittende koningin, met een groot deel van het bijenvolk, is DE voortplanting van het bijenvolk. Dit fenomeen heet ‘zwermen’. De met haar meegekomen werksters zoeken voor het volk een nieuw onderkomen.
Ze laat een volk met jonge koninginnen achter in een veilige omgeving, dat zich weer kan ontwikkelen tot een nieuw volk. Dit volk kan ook maar 1 koningin gebruiken. De eerste koningin die uit de dop komt bepaalt of ze wil blijven of met een deel van het volk nog wil vertrekken. Dit doet ze alleen als het volk hiervoor nog groot genoeg is (nazwerm). Uiteindelijk zorgt het achterblijvende volk dat er maar 1 koningin overblijft waarmee ze weer verder kunnen.
Maar…., er moet nog één belangrijk iets gebeuren. En dat is de bevruchting van de jonge koningin. Na een week gaat de koningin op bruidsvlucht. Ze vliegt naar de darrenverzamelplek, waar wel meer dan 10.000 darren van verschillende volken aanwezig kunnen zijn. Door een feromoon dat ze afscheidt, ruiken de darren haar, gaan haar achterna. De snelste dar bevrucht haar het eerst. Na de paring scheurt zijn penis uit zijn lichaam en sterft hij. De volgende darren brengen hun penis onder dit ‘paringsteken’ in, waardoor dit eruit getrokken wordt en ze kunnen paren. Na de paring keert de koningin terug naar het volk en kan beginnen aan de opbouw van een nieuw volk.
Najaar
Na de langste dag neemt de eiproductie van de koningin geleidelijk af. Vanaf september/oktober worden de bijen geboren die er voor moeten zorgen dat het volk de winter door kan komen. Omdat deze bijen in het najaar minder en in de winter geen broed hoeven te verzorgen, leven ze circa vijf maanden. Bij het kouder worden en het ontbreken van voedsel buiten gaan de bijen de wintertros vormen. Dat is vooral om elkaar warm te houden. De tros zit dan ook dicht tegen het voer aan, zodat de bijen de tros niet hoeven te verlaten om te eten. En zo is de jaarlijkse levenscirkel voor de honingbijen weer rond.
Geraadpleegde literatuur:
- Honingbijen, Jürgen Tautz
- De Nederlandse bijen, Natuur van Nederland 11. 2012