Op het terrein van paprikateler Koolhaas mogen we vandaag de slootjessafari houden. ‘s Morgens staan alle 20 aangemelde Rangers te trappelen in het natte gras om te kunnen beginnen. Ze lijken wel meeuwen die wormen zoeken. Een groene kikker beantwoordt het gestamp met een kwaaksolo, waarop familie meerkoet haastig de poten neemt en een veilig heenkomen zoekt.

Nadat de groepjes ingedeeld zijn, geeft Gert uitleg over het programma. Iedere groep start met een andere bezigheid, om daarna met elkaar te wisselen. Zo wordt onder leiding van Ben de waterkwaliteit bepaald en de gemeten zuurgraad van rond de 7 = neutraal, op het formulier ingevuld. De waterhelderheid gemeten en worden de slootinsecten bekeken en op de zoekkaarten opgezocht.

Al lijkt het een beetje rommelig, de kinderen gaan met schepnetten en emmers enthousiast aan de slag. Ik ben reuze benieuwd wat ze zoal vangen.

© Astrid

Waterdiertjes scheppen

In een platte bak wordt het slootwater geleegd en dan is het een gekrioel van diertjes.
We zien veel poelslakken. De schelp heeft een paar windingen en een spitse punt. Hij heeft een long om adem te halen aan de wateroppervlakte. En dreigt er gevaar dan laat hij zich onmiddellijk naar de bodem vallen.

Hé, daar zien we de nimfen (het voorstadium) van waterjuffers en libellen.
Met het schepnetje wordt ook een waterjuffer gevangen. We bekijken hem eens van dichtbij. De vleugels zitten op de rug gevouwen en de uiteen staande ogen aan de zijkant van de kop zijn goed te zien. Hij ziet ons ook heel goed, want hij heeft facetogen, waarmee hij dichtbij en veraf heel goed kan zien. We laten hem snel los, hij heeft nog van alles te doen, vooral eten.

Snelle zwemmers, slome duikelaars en dooie dienders

Op het water herkennen we de schaatsenrijder met zijn zig-zag bewegingen en het schrijvertje dat almaar pirouettes draait.

Een kind herkent het bootsmannetje. Voorzichtig – Astrid doet voor hoe je dat kunt doen zonder het diertje te beschadigen – wordt hij het waterbakje in gestuurd. Dan schroeft ze het loepgedeelte erop en draait ze de waterloep langzaam om. We zien zo de bovenkant en de onderkant. Zijn bijnaam is ‘ruggenzwemmer’ omdat hij op zijn rug zwemt. Hij gebruikt daarbij zijn twee sterke zwempoten als roeispanen. Hij neemt een luchtbel mee onder water waaruit hij de zuurstof haalt. Door die luchtbel wordt de ‘ruggenzwemmer’ telkens naar de oppervlakte getrokken. Daardoor hangt hij onder aan het wateroppervlakte te wachten op een prooi. Hij jaagt met zijn grote ogen en heeft dus helder water nodig. Bij de vangst zit ook een waterspin. De cocon, een wit bolletje dat ze heeft gesponnen met daarin de eitjes draagt ze met zich mee.

Twee staafwantsen hangen meer dood dan levend in het water. Het dier leeft tussen de waterplanten vlak onder het wateroppervlak, zodat hij makkelijk adem kan halen door zijn lange adembuis. De staafwants is erg traag en beweegt maar zelden. Roerloos zit hij tussen de takken loerend op een prooi. Omdat hij op een wandelende tak lijkt en hij zich bij gevaar dood houdt is hij op die manier zijn vijanden te slim af, die laten hem links liggen. De schijfhoornslak, een kleine, nuttige opruimer.

Nog een mooi insect is de waterschorpioen, wel 2 cm groot en herkenbaar aan zijn beide grijppoten aan de voorkant. Hiermee vangt hij zijn prooi, zoals andere waterdiertjes. Zijn stekelstaart is de adembuis, die hij net als een snorkel boven het water uitsteekt om te ademen. Dit waterdiertje heeft ook nog adembuisjes binnenin zijn lichaam. De waterschorpioen beweegt zich voort met zijn pootjes.

© Yvonne

Wormen en een grote vis

Ook vinden we regenwormen die naar boven zijn gekomen na de regenbui.
De trillingen die dat veroorzaakt betekenen voor de worm dat er een vijand in aantocht is, dus vlucht hij naar boven de grond. Ze zijn erg nuttig omdat ze de bodem omwoelen en los houden. Bij veel dieren staat hij op met menu: merel, roodborst, muis en mol, ze zijn er dol op.

We ruiken eigenlijk al een tijd een vies luchtje. Het is van een dode karper die we eens goed bekijken. Hij heeft grove schubben en bij zijn bek zitten vier baarddraden. Met dit tastorgaan, voelt en proeft de karper, ze zitten vol smaakpapillen. Gert laat de kieuwen zien, waarmee hij ademhaalt. Hij hapt water en zeeft de zuurstof eruit, als hij het door de kieuwen weer naar buiten spuit.

© Yvonne

Kroos, klein plantje, grote gevolgen

Twee nieuwe Rangers vullen ‘s middags de lijst aan tot 13 kinderen. Voor ze aan de slag gaan vertelt Gert over de waterkwaliteit en dat de begroeiing daarin een rol speelt. Kroos, een drijvend waterplantje kan als het waterrijk is aan voedingsstoffen, zeer snel groeien en het hele wateroppervlak afsluiten. Op zijn vraag wat het nadeel of voordeel is van kroos, komen verschillende antwoorden.

David weet dat het water kouder wordt omdat de zon er niet in kan schijnen. Hidde zegt dat kleine beestjes niet gepakt kunnen worden door vissen omdat ze ze in het donker niet goed kunnen zien.

Merel vertelt een leuk voorval. Een kind op haar school wilde de bal pakken die weg was geschopt. Hij stapte pardoes in het water, omdat het oranje kroos precies leek op het asfalt van het fietspad.

Het eerste insect dat we zien is een waterjuffer, die draagt in rust de vleugels op hun rug.
Een libel is groter en houdt zijn vleugels juist uitgespreid.

Gert vertelt ook over verschillende manieren van ademhalen van diverse waterdiertjes. Een jonge salamander heeft uitwendige kieuwen, ze lijken wel op haartjes. Als hij volwassen is dan zijn die verdwenen en ademt hij door zijn longen, andere soorten ademen door de huid.

© Yvonne

Wetenschappers in de dop

Proef 1

Met Ben en Louise is de lichtdoorlaatbaarheid van het water gemeten. Een wit plastic kokertje wordt aan een touw in het water wordt gelaten. Het zakt langzaam lager, tot we het nog net kunnen zien. Dat is als we het nameten op het punt van 40 cm. Daaronder is het te donker en niet meer zichtbaar. Het resultaat wordt op het formulier genoteerd.

Proef 2

Met een emmer aan een touw haalt Aidan een emmer slootwater omhoog. Op het eerste gezicht lijkt water best wel helder, maar er zitten ook algen in wat het een beetje troebel maakt.

We gaan de PH-waarde, dat is de zuurgraad, van het water bepalen. Louise laat een kaart zien met een schaalverdeling van 1 tot 14 die in kleuren is ingedeeld, van lichtgeel naar geel, groen, blauw, oranje en rood. Rood betekent zuur, zoals een citroen en ‘zure matten’, blauw is basisch zoals zeep.

Astrid vertelt als de egelskop – een slootplant waarvan de stekelige zaadbol wel op een egel lijkt – hier groeit, betekent dit, dat het water gezond is, dus de goede zuurgraad heeft.

Met een lakmoesstripje dat even in het water wordt gehouden bepalen we dat 4 =lichtgroen de waarde is die we meten en op een speciaal formulier noteren.

Astrid zegt de kinderen om hun vinger op de lakmoesstrip te leggen. Wat zien we? Het kleurt al snel geel, waarde 2. Dat betekent dat je huid zuur is, en dat is goed. Vissen en plantjes zitten het best op neutraal.

Merel vraagt waarom het water in de sloot donker is? Goede vraag! De bodem is donker dus wordt het licht niet goed weerkaatst.

© Lilian

Proefpauze

Genoeg proeven gedaan. We houden pauze om nu zelf te proeven. Limonade met een lekkere koek erbij, we vallen even stil. Sommige kinderen zijn al een beetje uitgeteld en met de ‘ruggenzwemmer’ als voorbeeld nemen ze de stoelen in beslag.

We wisselen af met de andere groep en gaan nu in de sloot waterdiertjes opscheppen met een emmer en een schepnet. Kaatje ziet een ‘wezentje’ waarvan ze de naam nog niet weet. Er wordt van alles gevangen, ook andere diertjes dan bij de ochtendgroep.

Bijvoorbeeld de bloedzuiger, die ademhaalt door zijn dunne huid. Hij lijkt wel op een worm maar heeft zuignappen aan beide uiteinden van zijn lichaam.

Er zwemmen een paar kikkervisjes, een minivisje en heel veel watervlooien. Die hele kleine beestjes lijken wel in het water te dansen, ze leven van algen en bacteriën. Alle diertjes worden bekeken met de waterloep.

Met gevulde handen naar huis

Na afloop mogen de Rangers zelf proberen in een teil water met hun mond iets te vangen. Snoephappen naar een dropvis of om een gumkikker te bemachtigen, dat valt nog niet mee. Zo kunnen ze zich even een onderwaterdiertje wanen, op zoek naar wat eetbaars.

Van Gert krijgen de kinderen het boekje ‘Rottemeren Paspoort’ mee en Willem en Louise staan klaar met paprika’s.

Voorzichtig wordt de waterbak geleegd bij de slootkant. De karper leggen we bij het riet als aas voor andere dieren.

Astrid, Gert, Ben, Louise, Yvonne, Shirley, Willem en Ina worden bedankt voor deze leuke en leerzame dag.

Tot ziens bij de volgende excursie op zaterdag 13 juli.

Verslag: Ina Geenen