Uilenballen pluizen is een favoriete activiteit bij de Rangers die veel kinderen trekt en ook veel nieuwe gezichten, zowel ‘s morgens als ’s middags. Ik ben met de middaggroep opgetrokken en ben benieuwd welke nieuwe dingen we zullen horen.
‘s Morgens is RTV Lansingerland langs geweest bij de Rangers en ze hebben opnamen gemaakt van het uilenballen pluizen en de wandeling buiten. Natuurlijk zijn er ook een paar interviews afgenomen met een paar Rangers en Peter Wienbelt van Rotta. Vanaf 10 februari zullen de opnamen te zien zijn op hun website, TV Lansingerland en het YouTube kanaal van RTV Lansingerland.
Uilen in Nederland
Astrid begint met de Rangers wat kennis over uilen, braakballen en nog wat weetjes bij te brengen. Eerst test zij de al aanwezige kennis.
Die uilen, hoeveel soorten zijn er in Nederland? Zes. Klein, groot, mèt oorpluimen en zonder, met verschillende kleuren ogen, maarrrrr… ze kijken ons àlle zes wel recht in de ogen!
Bij het zien van de foto’s weten de meeste kinderen al aardig wat namen te noemen. Zelfs de sneeuwuil wordt genoemd, al komt die in Nederland niet voor, je kunt hem bijvoorbeeld wel bekijken in het Plaswijckpark. Ik hoor ransuil noemen, die heeft oorpluimen, net als de oehoe, de grootste uilensoort in Nederland. Een ander kent de kerkuil met zijn hartvormige, witte gezicht. De kleinste heet steenuil en hij is te vinden bij de boerderij en in knotwilgen. De velduil is behoorlijk groot maar toch zien we hem niet vaak. Dan is er nog de bosuil, daar gaat het de laatste jaren wel goed mee.
De uil nader bekeken
Bekijken we de uil eens beter dan vallen meteen die grote ogen op. Op een leerzaam filmpje laat een meneer van Avifauna zien dat als de mens in verhouding tot zijn lichaam ook zulke grote ogen zou hebben, dan waren ze zo groot als sinaasappels. De dames van Frozen 2 zouden er jaloers op zijn. Die meneer legt uit dat de uil je altijd recht aankijkt, omdat hij zijn ogen niet kan draaien. Nou dat kan een mens weer wel. Maar de uil heeft een geweldige aanpassing gekregen. In plaats van zijn ogen te draaien, kan hij zijn kop heel ver naar rechts en ook naar links draaien, zo kan hij van alle kanten goed om zich heen zien. Dat kan hij zo soepel omdat hij wel 14 nekwervels heeft, nooit een stijve nek dus. Astrid vertelt over de kleur ogen dat je er globaal van kunt uitgaan, dat de uil met gele ogen overdag jaagt. De uil met oranje ogen jaagt in de schemer en die met zwarte ogen jaagt meestal ’s nachts.
Iets bijzonders is, dat Astrid ook hele goede speurogen heeft. Zij heeft namelijk een foto kunnen vinden waarop je het oor van een uil kunt zien. Nee, niet die pluimen. De oren van een uil zijn kleine gaatjes en zitten onder zijn veren aan de zijkant van zijn kop. Ze zitten links en rechts op verschillende hoogte, zo kan hij de geluiden van de prooien nog beter opvangen. Dan moet hij zelf wel heel stil te werk gaan. Om te zorgen dat zijn prooi hem niet kan horen heeft de uil op verschillende plaatsen extra fijne, veertjes zitten waardoor hij bijna geruisloos kan vliegen.
Kijk eens naar de poten van een uil. Aan zijn vier tenen zitten vlijmscherpe lange nagels. Het zijn klauwen waar hij zijn prooi mee grijpt en gelijk doodt. En hij kan er op een tak ook stevig mee zitten. Meestal staan er drie tenen naar voren en een naar achteren, maar de meest buitenste teen is zo soepel dat hij die ook naar achteren kan draaien. Een ware acrobaat dus.
Dan die uilenballen
- Wat zijn dat eigenlijk? Braaksel? Ontlasting?
Het zijn de onverteerbare delen van het uilenprakkie, die de uil regelmatig uitspuugt in de vorm van een eivormige prop. Dus muizenbotjes, vogelskeletjes, keverschildjes, haar en de schachten van veertjes. - Zijn er nog meer vogels die braakballen spuwen?
Zeker, de ijsvogel, de waterral, de meeuw en nog meer vogels. - Waarom vind je daar haast nooit iets van terug?
Dat komt omdat visgraten en kleine slakkenhuisjes vrij zacht materiaal zijn waardoor de uitgespuwde bal snel uit elkaar valt.
Een meisje noemt nog de kat -wel geen vogel- maar hij geeft wél een haarbal op. Goed nagedacht hoor!
Uitpluizen, wat zit erin?
Dat gaan we nu onderzoeken. De kinderen worden verdeeld in twee groepjes. De ene groep gaat buiten wandelen en rondkijken wat daar te zien is. De andere groep, de binnen-blijvers, zeg maar – een echte ‘peuter’groep – gaat aan de slag met satéprikkers, kwastje, loep en zoekkaart waar alle muizenbotjes op staan en natuurlijk een heuse kerkuilenbal.
IJverig gaan ze de uilenbal te lijf. Doormidden breken en dan voorzichtig de botjes loswrikken met de prikker, even het kwastje erover en dan onder de loep bekijken en met de kaart vergelijken. Iedereen doet het op zijn eigen manier. De een haalt eerst alle botjes los en gaat dan op de kaart vergelijken, een ander bekijkt nauwkeurig het nieuwgevonden botje en kruist hem af op de zoekkaart. Al snel ligt de tafel bezaaid met grijze plukjes haar. Stef heeft de bovenkaak van een spitsmuis gevonden en kruist hem af op het zoekblad. Dat het juist determineren nog niet zo makkelijk is, blijkt als een meisje meent een werveltje te hebben, tot Astrid uitsluitsel geeft dat het om een gehoorbeentje gaat, wat best bijzonder is.
Ze vertelt – terwijl ze langs de tafel rondloopt om mee te kijken – waar de botjes precies in het muizenlijfje zitten door het op de kaart aan te wijzen. Hé zie je sommige kinderen denken, dat klopt, de plaats van een gevonden bekkenbeen botje is op het getekende muizenskelet terug te zien. En in ons eigen lijf vormen alle botjes bij elkaar ook ons geraamte, dat het lichaam stevigheid geeft en waardoor we ons soepel kunnen bewegen. Zo leren we nog eens wat!
Als iedereen uitgepeuterd is komen we met limonade en een snoepmuis even op adem, want het is best een secuur werkje. Dan ruilt de buitengroep met de binnenblijvers en gaan zij pluizen.
Buitenlucht, paardenpoep en vogelnesten
Heerlijk is het om even te wandelen en de frisse lucht in te ademen. De zon schijnt, er staat wel een windje, dus handschoenen aan en kraag op. We lopen over het paardenpad, waar paardenpoep ligt. In de natuur kun je alles bekijken, Astrid zegt dat dit niet stinkt omdat paarden alleen plantaardig voedsel eten. Van honden die wel vlees eten is dat duidelijk anders. Een van de Rangers vindt buiten een inktzwam en meteen laat ze de anderen zien wat zij van een vorige keer heeft onthouden. Ze doopt een takje in de inkt onder de hoed en maakt daarmee een tekening. Ook hebben ze al stuifmeelkatjes gezien.
Gauw wijken we uit naar het fietspad voor een paar galopperende paarden met ruiters. Louise wijst naar een hoge boom en vraagt welke vogel daar zijn nest heeft gemaakt. Anne weet dat het van de ekster is, dat ziet ze aan het dak dat erop zit. Ja een ekster maakt een bolvormig nest, met alleen een ingang aan de zijkant, zodat predatoren -zoals de kraai- er niet in kunnen.
Er hangen verschillende nestkastjes aan de muur van het Trefpunt, enkele en driedubbele zelfs. Voor welke vogel zou dat nu zijn? Even goed nadenken. Je hoort ze altijd gezellig met elkaar tsjilpen. De huismus, die zitten namelijk graag dicht bij elkaar. Dan zien we nog een kast met heel veel gaatjes. Is dat voor hele kleine vogels? Nee, dat is een insectenhotel. Er overwinteren allerlei insecten, wilde bijen etc. in. In de boom een grote nestkast met een enorm rond gat. Daar hopen we toch eens een bosuil in te zien.
Wie goed oplet ziet nu aan de overkant van het water tussen het riet een grijsbruin vlak met twee ronde gaten, het is een ijsvogelwand met nestholtes, gemaakt door mensen van Rotta. De ijsvogel is hier al vaker gezien, nu wachten op het vervolg.
De aalscholver en andere vliegers
Op de plas zitten aalscholvers die graag in de zon zitten weet iemand en direct slaan er twee hun vleugels wijd uit om op te drogen na het jagen op vis. Astrid weet te vertellen dat het met natte vleugels makkelijker is om onder water te duiken, ze drukken alle luchtbelletjes uit hun verenpak en kunnen zo lang onder water blijven. In Zuidoost-Azië worden tamme aalscholvers gebruikt om vissen te vangen voor hun baas. Astrid laat duidelijk merken dat dit niet in de haak is. Aalscholvers heten zo omdat ze naast andere vis, ook graag paling lusten en een andere naam voor paling is aal. Hoog in een boom zit een aalscholvernest, eigenlijk een beetje slordige bos takken. Onverwacht vliegen ze op, onrustig door te veel belangstelling? We tellen er elf.
We zien ook de meerkoet, wilde eend en kokmeeuw. Ook het zachte trillertje van de pimpelmees klinkt.
Tijd om terug te gaan, drie grote knobbelzwanen vliegen laag over, we houden stil en horen het zoevende geluid. Tot slot nog een vlucht van zes Canadese ganzen, de grootste ganzensoort.
Astrid laat een rietsigaar zien, de zaadjes die erin zitten eet de baardman graag, als hij die eruit peutert komen er steeds meer pluisjes met zaad vrij en de wind verspreidt ze verder.
De Rangers hebben echt genoten van het bezig zijn met de uilenballen en het buiten zijn. De leerzame en gezellige uren zijn omgevlogen.
Graag tot ziens weer op 14 maart, dan gaat het over de zintuigen.
Met dank aan de Astrid, Marijke, Louise, Willem, Ina en de dames van de limonade.
Verslag: Ina Geenen