En alweer prachtig weer bij de Publiekswandeling.
Met een groep van bijna 50 liefhebbers, onder leiding van Rien van der Vorm, starten we bij de Tuinderij in de Groenzoom en we gaan het deel in dat bekend staat onder de naam Voorafsche Polder.
Links van het pad in en om de waterpartijen zien we al aardig wat water- en weidevogels, zoals pijlstaart, slobeend, bergeend, wilde eend, grauwe en Canadese gans. Van de steltlopers vooral tureluur en kievit. In de rietkraag is de drukte van rietzangers een mooi schouwspel. Door de grootte van de groep vormen we al snel een lang lint. Gelukkig is er onder de deelnemers genoeg kennis aanwezig om te delen, want hoewel Rien heel wat mans is, dat red je in je eentje niet. Fazanten en hazen laten zich goed bewonderen, en in de braamstruiken horen we de groenling. Boven ons hoofd is een torenvalk op jacht, eerst biddend, een snelle duik naar beneden, maar helaas, geen succes.
In deze tijd worden de bermen per week kleurrijker. We zien nog enkele exemplaren klein hoefblad, het raapzaad is hard gegaan, overal uitbundig geel, aangevuld door paardenbloemen die zich nu op hun mooist laten zien. Als je wat beter kijkt zie je de mooie paarse bloempjes van de ereprijs, van de vele ondersoorten zien we de grote en de klimopereprijs. De planten met kleine witte bloemetjes zijn kleine veldkers, vogelmuur en hoornbloem.
We puzzelen nog even op een plant die nog niet in bloei staat en de app Obsidentify geeft verschillende uitkomsten. Na aan het blad geroken te hebben stellen we vast dat het in elk geval munt is, waarschijnlijk wollige munt. Stikstof minnende planten overheersen hier, tot 2010 was het nog in gebruik voor land- en tuinbouw. Door de voortgaande uitstoot van het drukke verkeer en andere ‘neerslag’ valt het niet mee om in deze nieuwe natuur de biodiversiteit op korte termijn te vergroten.
Tenslotte praten we met een kleinere groep nog na onder genot van koffie en koek bij Tuinderij De Groenzoom, die behalve (tuin)planten ook altijd verse groente in de aanbieding heeft.
Verslag en foto’s: Josien Hofs