Op een van de droge dagen afgelopen week ben ik eens met één (1!) ander Rotta-lid gaan ‘struinen’. Dat wil zeggen dat je over een wandeling van een klein uur zo’n 3 à 4 uur doet, omdat nu eenmaal alles wat je tegenkomt bijzonder is. Mijn mede-struiner, vooral kenner van insecten, kende het Nessebos nog niet, en ze verbaast zich dan ook meteen over de benaming. Tja, een Rotterdamse kinderhand is gauw gevuld zullen we maar zeggen.
Wat een rijkdom komen we tegen aan galletjes op populierenblad, hele clusters van berkenwantsen, een grote verscheidenheid aan zwammen en schimmels. En uiteraard een natte bedoening, zoals het uitgegraven valleitje dat afgelopen zomer zo’n prachtig bloeiend boeket tevoorschijn toverde en nu een ontoegankelijke moerassigheid is geworden. Braamstruiken nemen bezit van hele delen van het gebied. Dat biedt in de winter allicht een fijne schuilplaats.
Voor ons vliegt een watersnip op, altijd een leuke ontmoeting. In de meer open gebiedjes in het bosgedeelte een groepje koperwieken. Op waarneming.nl blijkt dat die inderdaad daar ook door anderen zijn gezien. Op de plasjes zien we een enkele wilde eend. De kleine bruine vogeltjes zijn te kwikzilverig om goed te zien.
Aan de Wollefoppenweg wordt gewerkt aan een verbetering van de fietsroute, een goed idee omdat het fietspad daar ineens in het niets oplost.
Dat was nog eens een frisse neus halen, de broekspijpen tot de knieën nat, en thuis aan de warme chocolademelk.
Tekst en foto’s: Josien Hofs