Volgens de nieuwsberichten stonden rond halfacht vanochtend in heel het land al flinke files naar de populaire schaatsplekken in heel het land. De beelden van het NOS-journaal tonen overal mensen die op de oever hun schaatsen onderbinden en voorzichtig hun eerste slagen op het ijs maakten. Met vallen en opstaan proberen tamelijk kleine kinderen ook dit puur Hollandse gebruik snel onder de knie te krijgen. Om de nationale schaatsgekte van een komische noot te voorzien worden ook beelden getoond van enkele ongelukkigen die in een wak schaatsen.

Het is overal een gezellige drukte van jewelste. We mogen er blij mee zijn (ook van Opperijsmeester M. Rutte uit Den Haag), want je zal maar in België wonen bijvoorbeeld; daar ligt ook ijs op de sloten en plassen, maar schaatsen op natuurijs is er verboden bij een ijslaag die dunner is dan 10 centimeter. Het Belgische Staatsbosbeheer beslist daarover en roept onverbiddelijke en streng via megafoons alle schaatsers van het ijs. Iedereen gehoorzaamt en keert zonder morren huiswaarts.

In onze regio maakt het voor sommige diehards (of waaghalzen, dat ligt er maar net hoe je het bekijkt) niet uit hoe dik het ijs is; als je erdoor zakt, ga je thuis droge kleren aantrekken en kom je gewoon weer terug.

Het is druk op het Nederlandse ijs, op verschillende plaatsen is sprake van een flinke menigte met mensen die allemaal een rugzakje dragen met een broodje en een thermoskannetje warme drank, of zoals ik vroeger een flinke hoeveelheid koude aquavit. Iedereen heeft plezier maar probeert zichtbaar angstvallig de anderhalve meter in acht te nemen. Soms lukt dat, vaak ook niet, maar wie maalt erom.

Op een van de heel stille plekjes in De Groenzoom (waarvan ik de locatie lekker niet verklap), tref ik op deze ochtend ook een stel vroege vogels aan op het ijs. Ik mag een tijdje vreugdevol genieten van de ijspret die drie witte kwikstaarten kennelijk hebben. Ze vliegen af en aan en komen steeds weer bij elkaar op hetzelfde plekje terug, een meter of wat uit de oever. Ik beeld me in dat ze tegen elkaar vertellen hoe leuk ze het vinden dat het ijs zo lekker glad is en dat het gelukkig dik genoeg is om er niet doorheen te zakken, ook niet als ze in een groepje bij elkaar staan. Voor deze pretmakers is onderlinge afstand trouwens geen enkel punt. Genoeglijk meen ik uit hun lichaamstaal te mogen opmaken dat ze zich kostelijk vermaken. Ze hebben het vast afgekeken van alle mensen op het ijs van de Noordersingel. Een eindje verderop kijkt een zilvermeeuw toe terwijl hij zijn meegebrachte boterhammetje staat op te eten.

Mijn aanwezigheid deert hen niet, zij hebben het alle vier dik naar de zin. En ik in alle stilte ook.

Tekst en foto’s: Jan Smith