‘Bammm…’ klonk het twee dagen geleden opeens tegen een raam in de woonkamer. Ik kijk snel en zie nog net een sperwer wegvliegen, herkenbaar aan de gevlekte grijze rug. De beoogde prooi van de sperwer kwam waarschijnlijk met de schrik weg. Vanochtend probeert een sperwer opnieuw zijn kansen. Zijn komst is kennelijk niet onopgemerkt gebleven, want alle tuinvogels zijn opeens verdwenen. De sperwer zit nu op het tuinhek bij de coniferenhaag. In deze grote haag houden zich dagelijks veel mezen en vinken schuil, als ik de tuin inloop om voedersilo’s bij te vullen en water te verversen. Vanuit de slaapkamer observeer ik hoe de sperwer zich verdekt opstelt. Met de grijze rug naar de tuin gekeerd valt hij nauwelijks op en houdt hij de haag goed in de gaten.
Regelmatig draait hij zijn prachtige kop om de tuin af te speuren. Minutenlang is het doodstil. Plotseling komt een ekster af op de pindakaaspot, die op nog geen anderhalve meter naast de sperwer hangt. Met een brutale blik naar de sperwer scharrelt de ekster zijn kostje bij elkaar, waarna hij rustig wegvliegt. Opnieuw is er stilte in de tuin tot opeens een, twee, drie, zelfs vier pimpelmezen komen aanvliegen. In de dichte takken van een goudiep en een sering wanen ze zich veilig. Meer dan normaal zijn de mezen alert – telkens drie mezen houden de sperwer in de gaten, zodat om de beurt een vierde pimpelmees pinda’s kan peuzelen uit een voedersilo. De sperwer blijft intussen onverstoorbaar zitten en wacht zijn kansen af.
Nog twee koolmezen komen aangevlogen om nerveus en extra oplettend ook wat te eten, maar verder blijven alle vogels weg. Na twintig minuten geeft de sperwer het op en vliegt hij met snelle vleugelslagen weg. Opnieuw geen prooi geslagen, misschien lukt het wel in een andere tuin. Een half uurtje later is het weer een drukte als vanouds in de tuin.
Komend weekeinde is weer de jaarlijkse Tuinvogeltelling. In de afgelopen vier jaar telde ik 10-11 soorten. Benieuwd hoeveel tuinvogels ik dit jaar ga tellen!