In het zachte licht van de vroege ochtend nader ik het bos. De bewakers strekken hun nek en draaien hun kop als de uitkijkbuis van een onderzeeër. In deze verstilde tijd maak je zelf je sprookjes verhalen.
De meidoorn, die in januari al wat bloemen heeft onthuld, is nu getooid in een zee van witte schoonheid. Tussen de dunne boomstammen is gedruis. Ik nagel me zelf als standbeeld aan de grond en beland daarmee in een middeleeuws tafereel. Opzichtig gekleurde ridders met hun rode vlam en schuchtere jonkvrouwen kruisen in een soort boomtikkertje m’n pad. Ze zijn te druk om me op te merken. Ik durf nog net te ademen. Kris kras jagen de ridders en stilletjes proberen de beige jonkvrouwen zich te verstoppen tussen de vele bomen. Dan valt het sprookjesbos in lichtgroen gehuld, weer stil en kan de tjiftjaf verder met z’n taalles.
Als ik 2 weken later het Sherwood bos weer betreed, zijn de uitbundige jagers tot trouwe echtgenoten geworden. Stel bij stel verschijnt en verdwijnt op zoek naar een plek om te nestelen. Het rood vlamt nog, maar ze zien eruit als een stel op boodschappenplicht. Een week later zijn alle sprookjesfiguren in het postzegeltje bos, waar m’n flatwijk mee gezegend is, verdwenen. Eierengeduld gevraagd!