Zondag 14-02-2021, van 15:30 tot 16:30 uur. Fris, droog en wat zon.
Na een paar dagen noodgedwongen binnen ga ik er nu weer even op uit. Ik steek voorzichtig de weg over nu de sneeuwlaag gladder is en loop achter Excelsior over het hondenuitlaat pad de Burg. Oudlaan in. Ter hoogte van het arboretum zie ik twee kleine vogels het ijs op vliegen. Door de kijker zie ik twee roodborstjes op een halve meter van elkaar, dat zie je niet vaak. Voor een paartje lijkt me het wat vroeg.
Eerder zullen het rivalen zijn die allebei pogen voor het donker de maag te vullen met wat er nog aan insectjes valt te verhapstukken en dat is met een sneeuwlaag hard werken. Dat zal de reden zijn dat ze geen energie verspillen aan ruzie zoeken.
Op het ijs zitten bij een overloopbuis twee meerkoeten en verderop scharrelt een waterhoen. Een blauwe reiger vliegt de Groene Wetering over en land bij het open water. Tussen de kale takken van de Kaukasische vleugelnoot valt doorgaans niet veel te zien maar nu ontdek ik daar nog een roodborstje, hij lijkt me wat aan de dunne kant. Ik kijk om me heen en probeer met een dode tak de sneeuw weg te schrapen zodat de klimop tevoorschijn komt en hij misschien wat voedsel zal vinden. Een speelse hond pakt resoluut mijn tak beet, die breekt af. Dan hapt ie naar de andere helft, die weer knapt. Ik hou een kort stukje over. Zijn baasjes komen aanlopen en proberen hem mee te lokken met zijn eigen tak, die veel steviger is. Die is nu voor mij zeg ik tegen ‘Blaffie’, en ik zet m’n voet erop. De baas roept hem en hij wil z’n tak meenemen. Nee helaas, die gebruik ik als stevige pook om de grond bewerken. Het roodborstje laat zich nog niet zien, wel enkele houtduiven en kraaien al in paren.
Langs het Weltevreden laantje liggen al plassen water op de bevroren sloot. Een jochie schaatst er onverstoorbaar over. Zijn vriendje die het pad neemt glijdt onverhoeds uit, tòch glad. Ik besluit terug te keren want heb geen zin om onderuit te gaan. Ik hoor de heggenmus zingen, koolmees en pimpelmees zijn hier altijd van de partij. Een merel vliegt gejaagd op en schuilt veilig achter een struik.
Mijn besluit brengt geluk want buiten de grote bonte specht, halsbandparkieten en zilvermeeuwen, zie ik – aangekomen bij het stadion – één, twee vogeltjes in de sneeuw op de grond tussen de struiken.
De gele vleugelstreep en de dikke snavel kenmerken de groenling en ik herken de zang. Het zijn er minstens vier. Aan het eind van het pad speur ik met de kijker goed tussen de struiken. Daar zit op een enkel waterhoentje meestal niets. Maar nu wel…
Een lange snavel. Ik sta direct stil en even later is de hele vogel in beeld. Een houtsnip, zijn grote oog hoog in de kop. Een levende houtsnip zo vlakbij huis. Met zijn lange snavel port hij in de sneeuw. Een paar meter verder zie ik nog een tweede ook foeragerend, dit is echt uniek voor mij. Twee houtsnippen! Prachtig. Wat is het een mooie vogel. Na de bocht probeer ik ze terug te vinden, dat lukt. Ik kijk weg als ik voetgangers hoor naderen ik wil er niet de aandacht op vestigen, zodat ze in alle rust hun broodnodige kostje kunnen vinden voor het slapen gaan. Dan zie ik een grote vogel in de sneeuw zitten, een gans of een eend? Hij is zwart met wit en heeft een donkerrode kop. Ik hou het op een muskus eend. Wat een onverwachte plek om hem daar te zien. Ik zag ze jaren geleden in Ommoord waar ze als siereenden waren uitgezet. Ik besluit om toch maar altijd de kijker mee te nemen.