De herfst begint zo’n beetje over De Groenzoom neer te dalen.

Uitgestrekte ganzenpopulaties van allerhande soorten foerageren in de velden om er hun vetlaag aan te vullen. Je moet twee keer kijken om ze te kunnen onderscheiden in de bruinachtige najaarskleuren van de omgeving.
Dat gaat echter niet op voor de grote zilverreiger. Die witte gestalte pik je er zo uit. Waakzaam en alert, soms midden in het veld, soms langs een ondiepe oever. Soms met trage, lange stappen in achtervolging op een mol of muis, soms lange tijd roerloos stilstaand tot een vis of kikker in de buurt komt. Met een snelle beweging slaat hij toe, spiest het slachtoffer aan zijn dolkvormige gele snavel.

Afkomstig uit Zuid- en Oost-Europa komt hij hier overwinteren in voedselrijke graslanden met sloten en vaarten.
Ardea alba, of Egretta alba of Casmerodius albus. Vrij vertaald betekent zijn wetenschappelijke naam zoiets als: ‘glanzende witte met de sierveren’. Niets is minder waar: die witheid, die stralende lichtweerkaatsende, blinkende verschijning op gitzwarte dunne staken ontwaar je met gemak op honderden meters afstand. En vaak staat er een paar honderd meter verderop nog een, elk in zijn eigen jachtgebied.

Witter dan wit. Niks schutkleur: zilverwit, hagelwit, spierwit, witter kan niet. En maar poetsen aan die witte verenpracht.
Solitair, nooit met meer, altijd alleen. Althans overdag, want overnachten doet hij bij voorkeur in grotere aantallen op verzamelslaapplaatsen, zoals in de Biesbosch.

Tekst en foto’s © Jan Smith