Natuurgids: Aria van Ballegoie. Aantal deelnemers: 30. Rotta heeft veel natuurgidsen: Rien van der Vorm, Hans Sanders, Cor van de Lustgraaf, Cor Noorman, Dick Hoek en Garry Bakker en de aanstormende talenten Anneke Zuidervaart, Marijke den Oudendammer en Josien Hofs (voor de planten). Bij voorbaat mijn excuses als ik iemand vergeten ben.
Als je het hebt over een wandeling langs de Zevenhuizer Plas (ZHP) dan is er maar één gids die zo’n wandeling kan leiden en dat is Aria van Ballegoie. Zij is de enige die precies weet hoe die plas en de landelijke omgeving zijn ontstaan en zij is de enige die weet welke dieren er wonen. Ook de flora is voor haar geen onbekend terrein.
Op weg naar de ZHP zag ik een fraaie gaai. Wat is dat toch een mooie vogel.
Zoals u weet is de ZHP ontstaan door zandwinning. Op de plas zien we zo’n driehonderd smienten. Het zijn er minder dan we zouden verwachten. Waarschijnlijk komt dat doordat veel smienten niet meer wegtrekken naar hun overwinteringsgebieden door de alom bekende opwarming van de aarde. Waarom zou je duizenden kilometers vliegen als je ook gewoon lekker thuis kunt blijven. Op de plas zien we ook meerkoeten (niet verwarren met zijn neefjes de waterhoentjes) en op elke paal zit een meeuw. Die met grijsgroene poten zijn stormmeeuwen en die met roze poten zijn zilvermeeuwen. Je hebt ook meeuwen met van die oortjes: dat zijn kokmeeuwen.
Hoog boven in een boom zien we een groot eksternest. Het nest heeft een dakje, dit dient als bescherming tegen roofvogels die best wel een lekker ekstertje lusten. Ook hoog in diezelfde groep bomen zit een koperwiek, een wintergast. Ze zijn vaak in grote groepen te zien. We kijken nu toch allemaal naar boven en zien dan dat er opeens een grote bonte specht tevoorschijn komt, een zeer mooi gekleurde vogel. Hij kan helaas niet zingen. Zijn roep is een scherp, metalig ’tchik’. Dit is een contactroep. In plaats van zingen roffelt hij er vrolijk op los. We horen een piepende fietspomp (van Garry Bakker mag ik dat niet zeggen, want hij heeft een andere fietspomp): de koolmees. Een groep spreeuwen en een stel gakkende grauwe ganzen vliegen over. Op een grasveld lopen zwarte kraaien.
We komen bij het ‘Verdronken populierenbosje’. Helaas is hier niet zoveel te zien. Wat je wel ziet is dat er steeds meer dode bomen verdwijnen. Die dode bomen waren een zeer goede behuizing voor de diverse vogels. Van een zeer bekend Rotta-lid is de uitspraak: “Dood hout doet leven”. Insecten kicken op dood hout en op dood hout zie je ook vaak paddenstoelen en allerlei soorten mossen.
Op de plas is niet echt veel te zien. Er zwemmen wat kuifeenden en nijlganzen rond. Op de paaltjes langs de noordoever zitten aalscholvers. We wandelen over één van de eilandjes en we zien in een boom een slordig plat vogelnest. We hebben vroeger als eens afgesproken dat we de naam van een vogel die met de pet naar de nestbouw gooit niet noemen. Dat doe ik dus ook niet.
Er is een heel mooie oeverzwaluwenwand gebouwd. De originele wand is door zandafgraving verdwenen. De kans dat er een ijsvogel in gaat zitten is heel klein. IJsvogels en oeverzwaluwen verdragen elkaar niet.
In een rietveld horen we een cetti’s zanger. Wat maakt dat beest een herrie. Zich laten zien doet ie niet. Ergens aan de waterkant zit een uil. Ik dacht: zou dit nou de uil van Minerva zijn, maar nee, want ik zie ook een paar oortjes op die kop van die uil: een ransuil dus. Zijn leuke ‘oortjes’ kun je goed zien.
Op de terugweg lopen we langs wat struiken en boompjes die spontaan opgroeiden na de kap van dode en oude populieren. Zodra je een stukje bos gekapt hebt groeit er binnen een mum van tijd nieuw groen. Prima voor vogels en insecten. Merels scharrelen tussen de struiken. Elk blaadje wordt omgekeerd om te zien of er wat eetbaars onder zit. Iemand vindt een eikenblad met daarop drie galletjes. Waarschijnlijk sluipwespen.
We lopen langs de ‘Bonk’, een stuk onafgegraven veenweide, thuisland van vele weidevogels. Men had het onzalige idee hier huizen te bouwen voor mensen met een dikke, vette portemonnee. Dit plan is door de gezamenlijke inzet van veel (natuur) groepen niet doorgegaan. Die woningen komen nu, in plaats van die kassen, langs de Middelweg. Op de Bonk grazen veel grauwe en Canadese ganzen. Op een paal zit een buizerd, precies zoals dat hoort. Een buizerd moet op een paaltje zitten.
Ook planten hebben onze volledige aandacht. We zijn per slot van rekening een natuurclub. Madeliefjes en raapzaad komen al op. Door de zachte winter komen veel planten iets eerder tot bloei. Bij de ZHP zien we kaardenbollen staan. Vroeger werden die gebruikt in de textielindustrie om vilt op te ruwen.
Er staat aan de waterkant een els met katjes (mannelijk) en propjes (vrouwelijk). Putters en sijzen eten de vruchtjes uit de proppen. Een hazelaar heeft ook katjes en propjes. Door de wind wordt het stuifmeel verspreid over de gehele plant. Een hazelaar herken je ook doordat hij veel stammetjes heeft. Het lijkt net een bosje bloemen. Els en hazelaar zijn eenhuizig, d.w.z. mannetjes en vrouwtjes in één struik. Er zijn ook hazelaars met één stam.
De rietvelden rond de noordoever worden niet meer in zijn geheel gemaaid. Elk jaar wordt een derde deel gemaaid. Zo blijft er altijd nestgelegenheid voor rietvogels. Goed beschouwd zie je dat de natuur in de war is. Het is te warm voor de tijd van het jaar, planten komen drie, vier weken te vroeg in bloei en trekvogels trekken niet allemaal meer naar overwinteringsgebieden. Voor de één is de opwarming een zegen, voor de ander is het een ramp. We blijven positief.
Dank aan onze enthousiaste gids Aria van Ballegoie.
P.S. Dit is de laatste keer dat ik het verslag schrijf over de wandeling naar de ZHP. Ik heb het zes keer gedaan. Je krijgt te veel herhaling van zetten.
Verslag en foto’s: Piet Mulder.