Aantal deelnemers: 14. Roerganger en gids: Herman Groenewegen.
De slikken en schorren zijn ontstaan na de opwarming van de aarde aan het eind van de laatste ijstijd Weichselien, zo’n 70.000 – 10.000 jaar geleden. Door de watersnoodrampen in 1530 (de Sint Felixvloed) en 1532 (de Allerheiligenvloed) zijn 18 dorpen door de zee verzwolgen. We starten bij Roelshoek, Krabbendijke. Net als die gelaarsde Kat uit het sprookje gaan ook wij volledig gelaarsd op pad. Het is even wennen: het is glad, soms zuigt het slik je vast en soms is het echt klunen, langlaufen en baggeren.
Het is voor mij een volkomen nieuwe ervaring. Het slik (in het noorden van ons land wad genoemd) is mooi, weids en schoon. Ik maak hiervoor dan ook een gepaste en een dankbare knieval. Vanaf de kant zie je één grote, natte zandvlakte met hier en daar een sportvisser die pieren steekt. Ga je het slik op dan verbaas je je over het rijke planten- en dierenleven.
foto: Zeekraal
foto: Engels slijkgras
We zien Hoorntjeswier, het ziet en voelt plasticachtig aan. Japans bessenwier, Zeesla, ziet er uit als grote, groene slabladeren. Blaasjeswier, Klein zeegras , geïmporteerd uit een ander deel van de Oosterschelde, fungeert als een “ecosysteemingenieur”, het zuivert het water, Zeeaster, vaak in winkels verkocht als Lamsoor, Zeekraal is heerlijk en kun je zo eten. Beter is het om het even in kokend water te houden. In combinatie met zalm is het geweldig. Die zalm houden we van Herman nog tegoed. Verder: Gewone zoutmelde, Spiesmelde en Engels slijkgras die het aangevoerde slib goed vasthouden. Hier en daar vind je diepe putten en geulen: verdronken schorren.
foto: Muiltje
Het Muiltje, een slak die er uit ziet als een muiltje, wordt ook wel slipper genoemd. Deze slakken zitten soms met z’n elven of twaalven op elkaar, de mannetjes boven, de vrouwtjes onder en in het midden de verschillende overgangsvormen (hermafrodiet). De mannetjes veranderen langzamerhand in vrouwtjes. Dit kun je je haast niet voorstellen, maar ja, het kan raar lopen in deze wereld.
foto: Japanse oester met zeepokken
De Japanse oester is groot en scherp en daarom bij badgasten niet zo geliefd. Deze oester is in 1964 ingevoerd na een strenge winter in 1963 toen de oorspronkelijke inheemse oester, de Platte, bijna geheel was doodgevroren. Hij is heel geschikt voor de kweek. Ze planten zich voort als ze één jaar oud zijn en ze groeien heel hard. Na 2 jaar weegt hij 100 gram, een Nederlandse oester weegt na 4 jaar pas 75 gram. Verder wat krabbetjes, slakjes, pieren, strandgapers e.d.
Na afloop van de slikkenwandeling hebben we een bezoek gebracht aan de dichtgeslibde haven van Rattekaai, zie de foto in de Aves Visum van juni 2014. Op het schor staan nog dukdalven. De naam komt van Duke d’Alva, de u welbekende hertog uit de 80-jarige oorlog (met dank aan Marijke O.). Op de terugweg hebben we nog even een bezoekje gebracht aan de Oesterdam. Hier waren veel Kitesurfers druk bezig hun favoriete sport te beoefenen.
Op naar de inlagen van Tholen. Hier waren allerlei watervogels in alle soorten en maten te vinden: Lepelaars, Kemphanen, Kieviten, Tureluurs, Bergeenden, Zilverreigers, Tapuiten, Wulpen, Zilverplevieren, Scholeksters en nog veel meer. Op de slikken onder andere Lepelaars, Scholeksters en een Groenpootruiter. Bij een boerderij, hoe kan het ook anders, Huis- en Boerenzwaluwen.
Voor een uitgebreidere beschrijving: zie het artikel van Herman Groenewegen in de Aves Visum van juni 2014. Herman, dank voor deze zeer bijzondere excursie.
Piet Mulder.
foto: Axinella verrucosa, een sponssoort