Roergangers: Henk Zomer en Jan Kees Hoek; natuurgids: Dick Hoek; aantal deelnemers: 13.
De Excursie gaat naar de Korte en de Lange Duinen, die vormen samen de noordelijke rand van de Utrechtse Heuvelrug.

Zandverstuiving

Het gebied kenmerkt zich door zandverstuivingen met daarnaast heide (struikheide) en bossen. De Utrechtse Heuvelrug is gevormd door opschuivend landijs in de voorlaatste ijstijd, het Saalien. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, werden door de heersende westenwind dikke zandpakketten afgezet in de luwte van de heuvelrug. Er kwamen berken en grove dennen, daarna loofbossen. In de Middeleeuwen groeide de bevolking. Het bos verdween door houtkap en intensieve begrazing. Er ontstonden heidevelden. De heide verdween door het afplaggen en door branden. Zo ontstonden er weer stuifzanden. Halverwege de 20e eeuw werden er veel grove dennen aangeplant.

We lopen het bos en de duinen in en zien direct al veel trimmers, (race-)fietsers, wandelaars en honden. Het gebied is met zijn vele wandel- en fietspaden een echt recreatiegebied. Her en der verspreid staan picknicktafels en er hangen wat nestkasten. Die tafels en die kasten hebben in de verste verte niet de Rotta-kwaliteit. De bosuil moet zich zeer zeker bezeerd hebben, want de bodem van zijn kast is al voor de helft weggerot. We horen veel vogels maar we zien er maar een paar. De roodborst en de winterkoning hoor je overal, net als de vink. De mannetjes zijn nu hun territoria aan het afbakenen en dat laten ze ook duidelijk horen: “Wegwezen, hier ben ik de baas”. Het hele gebied barst van de koolmezen en de pimpelmezen. We horen een enkele kuifmees, een zwarte mees en zingende goudhaantjes met hun hoge stemmetjes, een roffelende grote bonte specht en een lachende groene specht, een zanglijster en een grote lijster, een boomkruiper, merels, een gaai, een heggenmus, houtduiven en holenduiven, zwarte kraaien, een glanskop en sijzen. Hoog in de lucht horen enkele van ons de prachtige zang van de boomleeuwerik.

Kronkels der natuur

Hulstbladeren aangetast door de hulstvlieg

In het bos worden veel bomen gerooid voor de houtindustrie. Vaak geeft dit een minder prettig gevoel. Overal ligt hout en de losse takken liggen door het hele bos verspreid. In het bos groeien veel tuinplanten die zich hebben aangepast aan een andere omgeving. Steeds vaker gebeurt het dat uitheemse planten en dieren zich weten aan te passen aan hun nieuwe omgeving. We zien framboos, bonte gele dovenetels, laurierkers, hulst en bloeiende taxus. De hulststruikjes staan door het hele bos. Kennelijk zijn vogels de schuldigen. We hebben ook een beetje het idee dat veel mensen hun tuinafval lozen in het bos. We zien een aangetaste hulst. In de blaadjes zien we de sporen van de hulstvlieg. Die vreet zich een weg door de blaadjes heen net zoals een mineermot bij kastanjebomen. Fluitenkruid en een soort bosbes, eikvaren (is een sporenplant en heeft nooit bloemen) en kraailook staan nog niet in bloei.

Jeneverbes

Zo wordt het zand vastgehouden

Er groeien wat jeneverbessen, maar die zien er niet echt gezond uit. Verder staan er natuurlijk naaldbomen. Tussen de struikheide staat veel dennenopschot. Op de stuifzanden zie je de opkomst van zandzegge en buntgras. Zandzegge is een pionier op de stuifzanden. Het heeft een ondergronds web en dat houdt het zand goed vast. Je ziet overal opkomende sprietjes. Het aanplanten van helm, zoals dit vooral in de kustduinen plaats vindt om verstuivingen tegen te gaan, heeft hier geen zin omdat het juist de bedoeling is dat de duinen blijven stuiven en zo de karakteristieke vegetatie in stand blijft. Helm is typisch een plant voor de beweeglijke voedsel- en humusarme zeeduinen. Het is nog te koud voor de zandhagedis. In het gebied lopen geen grazers. Wel zien we nog een eekhoorn en een muis.

Het was een zeer plezierige wandeling. We hadden zelfs nog wat tijd voor een extra rondje.

Dank aan de roergangers en aan de gids en aan alle deelnemers.

Verslag en foto’s: Piet Mulder.

Berkenzwam

Vergankelijkheid