De dag begint fris en een winterjas is geen gekke keus, al schijnt de zon. Met zijn veertienen wandelen we een prachtige route door het bos- en duingebied van Meijndel, met hier en daar een extra lus, die steevast weer iets bijzonders oplevert.

Als eerste worden we door Dick gewezen op het geluid van de gekraagde Roodstaart en al snel volgen de Fitis, Wulp, Tjiftjaf, Braamsluiper, Roodborst, Heggenmus, Boerenzwaluw, Houtduif, Kauw en Grauwe gans.

We komen ogen te kort, de een ziet rechts iets, de ander wijst omhoog en een derde staart geboeid naar links, weer een ander spant zich in om een nieuw geluidje op te vangen tussen al die vogelzang.

We staan stil, aandachtig luisteren we met gespitste oren, alsof we de Nachtegaal uit de struiken te voorschijn willen toveren. Dan wordt zijn voorzichtige aanhef herkend en weerklinkt zijn zwoele zang. Vanaf dat moment horen we om de zoveel meter zijn lied, zoveel zitten er hier. Het begint met drie à vier zachte, langgerekte noten gevolgd door twee keer een serie van vier snelle noten.

Een sterke vossenlucht dringt onze neusgaten binnen, ook vinden we uitwerpselen, maar Rein zelf laat zich niet zien. Er vliegt steeds een Aalscholver over, richting zee, om voor zijn kroost vis te vangen, er zit hier een kolonie. We noteren verder een Blauwe reiger en in een boomtop een zingende Vinkenman, met prachtig rood gekleurde borst en witte strepen in zijn vleugels.

We passeren een plasje waar een paartje Kuifeend en een Waterhoen de enige zwemmers zijn. Naast het wandelpad groeien egelantier ( een roosachtige) en winterpostelein ( eetbaar, in het midden van de bovenste bladen een piepklein wit bloempje).

Op sommige plaatsen heeft men weer bewust ruimte gecreëerd voor stuifduinen, door alle begroeiing weg te halen. Onze gids hoort de Boomleeuwerik en vertelt dat een soort raspend geluid de ‘regenroep’ van de Vink wordt genoemd. Hier bestaat het groen o.a. uit zuurbes, berberis een struikachtige met gele bloempjes en naalden), ruw vergeet-mij-nietje en kardinaalsmuts. Inmiddels is de zon allang verdwenen en een stevig windje zorgt voor een onaangename temperatuur.

Een heel zacht rateltje verraadt de aanwezigheid van de Sprinkhaanzanger die we na goed speuren in een struikje zien zitten zingen, we kijken hem zo in zijn keeltje. Dan volgen de Braamsluiper, de Graspieper vier baltsende Kneuen en een kleurige man Roodborsttapuit. Daar komt een roofvogel aanvliegen, het is een hele donkere Buizerd. Op de grond twee foeragerende Eksters. Inmiddels zijn we bij de zee aangekomen waar aan de vloedlijn verschillende meeuwensoorten zijn te vinden, zoals Kokmeeuw, Kleine en Grote Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Stormmeeuw.

Weer landinwaarts lopend zien we nog een Kievit, de groep die wat achteraanloopt boft als Rien in de verte een Torenvalk ziet, wijst hij ook op een Buizerd en een jagend vrouwtje Sperwer. Rondom onze grote wandelschoenen bloeit volop een klein plantje met wit minibloempje, het kandelaartje.

We beklimmen een uitkijkpunt vanwaar we het terrein prachtig kunnen overzien. Vlakbij springen twee reeën verschrikt weg. Hun witte kontjes als een vredesvlag achter zich aan dragend, waardoor ze goed zijn te volgen, tot ze in de struiken verdwijnen. Een heel eind verderop zien we ze weer opduiken, schichtig zigzaggend over een pad naar hoger gelegen gebied, veilig voor onverwachte natuurgenieters.

We komen weer langs een water, waar vijf mannetjes Krooneenden drie vrouwtjes het hof maken, van Fuut, Tafeleend en Nijlgans is geen concurrentie te duchten. Af en toe beschijnt de zon de opgezette kopveren van één van de mannetjes, wat hem inderdaad een gouden kroon lijkt te geven. Hier besluiten we dat het tijd is voor een pauze. Koffie en thee worden te voorschijn gehaald en een boterham gaat er ook wel in. We zitten hier riant op een uitkijkpost met het gezicht in de zon, die eindelijk is doorgebroken en laten onze verkleumde botten opwarmen.

Na een poosje gaan we weer verder, de vermoeidheid laat zich een beetje gelden. Door het zand omhoog lopend, gaan de sjaals af en sommige doen zelfs hun jas uit. Door de warmte zien we ook meer insecten zoals hommel, zweefvlieg, rode bosmieren – druk aan de sjouw-, vlinders, etc. De oogst: koolwitje, citroenvlinder, bont zandoogje, bruin zandoogje, vuurvlinder en een oranjetipje. Iemand vindt een oranjekleurig kevertje, een soort langgerekt kapoentje zonder stippen op de dekschilden. Volgens het insectenboekje zou het een populierenhaantje kunnen zijn.

Tussendoor noteer ik aan beplanting akkerhoornbloem (wit) lelietje- der-dalen, kamperfoelie en gelderse roos.

Boven het drukke ‘gebrabbel’ van de Zwartkop klinken de hoge tonen van de Boomkruiper, ik vang het niet op maar de gids weet ze er feilloos uit te pikken. Dan heel kort de roep van de grote bonte specht, en enkele spreeuwen.

We passeren een kudde Drentse heideschapen; lange haren, lange staart, karakteristieke, gekrulde horens en een smal gezicht. Ze liggen heerlijk in het zonnetje en hebben wel wat weg van Egyptische sfinxen.

Een driftige zang, de Winterkoning wil duidelijk ook op mijn lijst.

Zagen we eerst voornamelijk witte bloempjes, hier kleurt de omgeving paars omdat het begroeid is met hondsdraf, zenegroen, het bosviooltje, (paars) en het duinviooltje (geel-wit-blauw).

In een eik zit een zingende boompieper die even omhoogvliegt om kort daarna weer neer te strijken op dezelfde tak. Inmiddels zijn we in het oude duingebied terecht gekomen, waar buntgras en zandzegge te vinden zijn.

De tocht gaat nog door een stukje met naaldbomen en hier worden we geattendeerd op het zachte drietonig trillertje van de kuifmees. Een vrouwtje Buizerd komt aangezweefd en even later zien we ook het mannetje. Hij voert een duikvlucht op haar uit en gaat in een boom zitten, terwijl zij doorvliegt en steeds hoger schroeft. Ik blijf een tijdje genieten van dit mooie schouwspel. Het is een prachtige roofvogel. Als ik de groep weer heb ingehaald, hebben ze het eerste kikkertje gevonden. De fotografen onder ons hebben het maar druk met zoveel verschillende waarnemingen maar ik vraag me af of ze de bruinkleurige hagedis hebben kunnen vastleggen, want die schoot snel weg onder een steen. Een groene specht lacht op de achtergrond. Dan zijn er nog twee soorten rupsen gezien, een zacht zalmkleurige en een bruinbehaarde. Het is een mooie dagtocht geworden waarop we veel gezien en gehoord hebben. We komen bij van de lange wandeling op het terras van boerderij Meijendel. Het bezoekerscentrum, geheel vernieuwd, bezoeken we een volgende keer wel uitgebreid.

Met dank aan de natuurgidsen, de autocoureurs en gezellige babbelaars onderweg.

Ina

Nijlgans 09 4676