Met een kleine groep vertrekken we om 8:00 uur richting Nijmegen en na een vlotte reis stappen we uit aan de Heumenseweg bij Wijchen.
We wachten hier op nog twee deelnemers die van verder weg komen, intussen horen we al wat bekende vogels fluiten, zoals tjiftjaf, roodborst, vink, boomkruiper en zwarte kraai. Met elf man starten we de gele wandelroute van 6,5 km. Het is droog en in de lucht hangen witte wolken.
Plattegrond
Rivierduin, heide en bosgebied
Het gebied waar we gaan wandelen valt onder de Gemeenten Heumen en Wijchen en beslaat zo’n 520 ha. Het bestaat uit rivierduin, heide en bosgebied. Het is voedingsarme zandgrond met een zure bodem en dat levert specifieke planten op. In 2013 werd de verdroging aangepakt, door bos weg te kappen en heide aan te planten.
Vennetjes
Vennen
Vier dichtgegroeide vennen werden uitgebaggerd. Vennen worden gevoed door regenwater en niet door grondwater. In dit gebied zijn verschillende kikker- en salamandersoorten te vinden en we horen dan ook bij alle vennen het zacht ratelen van kikkers.
Op het eerste ven dat we tegenkomen zitten wat kuifeenden, al met een wat vale kleur en zonder het parmantige kuifje (jongen van dit jaar misschien), de wilde eend en een dodaars die zijn aanwezigheid bevestigt met zijn hinnikende roep. Vanuit een struik klinkt een zingende zwartkop en op de achtergrond de roep van de grote bonte specht. Nu de drukke voorjaarszang flink is afgenomen, is het des te leuker om dat wat nu te horen is op naam te kunnen brengen.
Aan de rand van het ven groeit veenpluis, te herkennen aan de witte ‘wattenpluimen’ en al bloeiende dopheide. Op de drogere delen her en der een mooi uitgegroeide, volle eik, wat berken en een enkele lijsterbes. Ieder ven is weer anders qua vorm en begroeiing. Al lopend horen we de winterkoning, fitis, zwartkop (zingt meestal hard en kortdurend), jonge pimpelmezen, blauwe reiger, buizerd, groene specht, en de tuinfluiter (die in tegenstelling tot de zwartkop vloeiender en langer zingt).
Sint Jansloten
Betsy wijst ons op een zomereik met Sint Jansloten. Dit zijn slapende loten, uitlopers, te herkennen aan de geelachtige tint van het blad die na St. Jan (24 juni) een tweede groeischeut krijgen.
Een merel fluit zijn zoete noten en voor ons vliegt een buizerd en terwijl we de kijker richten voegt een tweede zich er bij, een koppel dus. De lucht is veranderd en het eerste buitje valt, voor je je pak uit de tas hebt geplukt is het al weer droog.
St. Walrick kapel
Inmiddels zijn we bij de ruïne van 15e-eeuwse St. Walrick kapel te Overasselt aangekomen. Ernaast staat de Koortsboom, een oude zomereik, waaraan men vroeger bijzondere geneeskracht toeschreef. Men hing de lappen of het verband die men bij hevige koorts of ziekte had gebruikt in de boom en hoopte zo dat de koorts zou afnemen en men zou genezen. Tegenwoordig hangt men er van alles in, van vlinderstrik tot slip.
Koffie en gebak
We kruisen een uitspanning, het terras lonkt en unaniem besluiten we hier koffie te drinken.
Het tuinameublement wordt afgedroogd, tafels aan elkaar geschoven om dan de bijzondere gebaksoorten te proeven. Dat alles in een aangenaam zonnetje, met een witte kwikstaart die vanaf het strooien dak alles gadeslaat. Een roodborst die een nummertje zingt en een ‘tamme’ vink, die de show steelt met zijn prachtige verenpak en intussen wat kruimels meepikt. Een groenling snerpt er maar wat doorheen, je moet wat doen om op te vallen. Op de bloembakken komen vlinders af als boomblauwtje en koolwitje.
Aangesterkt stappen we na een half uur weer op benieuwd naar wat we nog meer zullen gaan zien. Nu daar hoeven we niet lang op te wachten.
Boomvalken
Een kleine roofvogel in een dode boom trekt onze aandacht. De kleuren zijn niet zo goed te onderscheiden, tot hij opvliegt. Nu hij dichterbij komt zien we duidelijk zijn baardstrepen, de rode broek en zijn gele poten waarmee hij behendig boven het ven zwenkend een libel grijpt. Aan zijn jachttechniek is hij ook duidelijk te herkennen als een boomvalk. Vanuit de boom ernaast jaagt nog een boomvalk, het vrouwtje nemen we aan.
Ze zijn niet schuw maar jagen rustig en heel gericht. Helemaal in hun element in hun biotoop waar in dit seizoen volop voedsel is te vinden. Iemand zegt dat hij wel wat weg heeft van een gierzwaluw, met die sikkelvormige vleugels waardoor hij zo snel kan zwenken klopt dat wel. Vrijwel tegelijkertijd vliegen er een paar gierzwaluwen rond.
Wat verderop horen we een onbekend geluid. Edith herkent het en ziet de vogel als eerste, een boompieper. Hij verstopt zich achter een boomstam maar wij hebben alle tijd. Even later vliegt hij op, stijgt tot een zekere hoogte, om dan met zijn karakteristieke vlucht, als een parachuutje, weer te landen op dezelfde tak. Een fraai gezicht. Hij herhaalt dit verschillende keren en zingt dan intussen zijn lied. Aan de andere kant van het pad springt een haas elegant door het ruige gras. Een buizerd cirkelt in de lucht.
Metaalvlinder
Mooie insecten
Na een tijdje komen we bij een weitje vol kruiden, waar de mooiste insecten te vinden zijn. Iedereen speurt rond. Hé, moet je hier eens kijken wat een prachtige groen iriserende kleur, roept iemand. Snel een foto genomen en op internet gezocht – een boekje is bijna ouderwets – en zo is hij snel op naam gebracht: het is een metaalvlinder. Op het Jakobskruiskruid zitten geel-zwart gestreepte rupsen van de St. Jakobsvlinder.
Twee onopvallende beige nachtvlindertjes met een fijn bruin lijntje over de breedte van de vleugels luisteren naar de naam lieveling [lat. Timandra comae]. Ook zien we juffers zoals lantaarntje en de azuurwaterjuffer.
Rups St. Jakobsvlinder
Picknick
De magen knorren inmiddels en we schuiven aan op een kletsnatte picknickbank in het veldje ernaast. We hebben vanaf hier een goed zicht op wat er allemaal langs vliegt.
Een gehakkelde aurelia, flink wat koolwitjes, een hongerige zanglijster en ‘kraaloog’ de roodborst. Een buizerd komt vlak voor ons prachtig laag voorbij vliegen, zo dichtbij zie je hem niet vaak. Hij geeft nog een paar ererondjes ook. Veilig bij de bosrand ligt een jonge haas in het gras, lekker in de zon grassprietjes te kauwen.
Een buitje en meer
We vervolgen de wandeling met een kort buitje, passeren een hek als het plotseling losbarst. Paraplu’s op, regenjacks aan en na vijf minuten is het al over, op naar het volgende ven.
Daar zingt een rietgors, de sport is om hem te ontdekken, dat valt niet mee, hij zit kennelijk verderop aan de overkant van het ven. Kikkers laten zich vrijwel de gehele dag horen. Uit een dode boom klinkt het zachte roepen van de holenduif. Acht Canadese ganzen op het water, wat kuifeenden, boerenzwaluwen zwenken heen en weer om hun dagelijkse portie insecten te vangen. Een aalscholver vliegt over als een ambtenaar zonder aktetas, een grauwe gans en wat kokmeeuwen doen qua krijsen niet voor elkaar onder.
Roodborsttapuiten
Net als ik denk ‘We hebben die en die soort nog niet gezien en dat zou in dit gebied toch heel goed moeten kunnen’, ziet de kopgroep een man en daarna ook een vrouw roodborsttapuit. We lopen snel door om ze ook te bekijken. Hun biotoop bestaat uit heide- of duingebied met lage struikjes en ruigtes.
Langs het pad roze bloeiend kaasjeskruid, zegge en kraaiheide. De wandeling wordt opgevrolijkt door een nieuwe stortbui, dat scheelt weer een douchebeurt vanavond!
Talingenven
Een heuveltje biedt ons een fraai uitzicht op een mooi beschenen dal met dofgroene naaldbomen aan het Talingenven, dat wat lijkt dicht te groeien. Daar is weer een buizerd en vanuit de naaldbomen klinken de hoge piepjes van het goudhaantje dat niet in de kijker wil komen. Als laatste een grauwe vliegenvanger die mooi rechtop op een draad zit met wat afhangende vleugels. Vanaf een paaltje jaagt hij op insecten door telkens naar de grond te vliegen en dan weer terug naar zijn uitgangspunt.
Wat hebben we vandaag geboft met het weer, fijn gezelschap en de prachtige afwisselende natuur waarin zoveel te beleven valt. Dankzij de gids en de chauffeurs kunnen we weer op een mooie excursie terugkijken.
Verslag: Ina Geenen
Foto’s: Henk Zomer