Grienden, natte natuurgebieden die twee keer daags onder water staan in open verbinding met de getijdenrivier. Je vindt hier bijzondere planten en dieren, zoals de bever. Van de knotwilgen gebruikte men eeuwenlang de takken om o.a. vlechtwerk en zinkstukken mee te maken ter versteviging van de dijken. De twee enig overgebleven getijdengrienden zijn de Rhoonse en Carnisse grienden.
Met acht personen gaan we op ontdekkingstocht in dit gebied. De zon schijnt, het is heerlijk rustig, geen wolkje aan de lucht. Op de verzamelplaats wordt onze aandacht meteen getrokken naar de grote bonte specht die zich, voor hij komt aangevlogen al aankondigt. De meeste vogelaars herkennen zijn roep inmiddels en Dick wijst op zijn golvende vlucht als herkenningspunt. In het topje van een reusachtige wilg draait hij rond een dode tak, zodat we zijn rode stuit goed kunnen zien. Ik noteer ook al zwarte kraai, vink, grauwe gans, ekster, halsbandparkiet. We gaan en route en horen vanuit het riet het krassend lied van de kleine karekiet.
Na een stukje asfaltweg slaan we linksaf en zwaaien even later onze benen over een hek. Nu zijn we echt buiten.
We beluisteren een opname van Bert die ons informeert over dit specifieke gebied waar veel verschillende soorten wilde bijen leven. Ze leven solitair en hebben onze bescherming nodig, mede door het grote aantal honingbijen raken zij in de verdrukking. In Nederland leven meer dan 350 soorten waarvan hier o.a. de weidebij, de koekoeksbij- die zijn eitjes in het nest van een andere soort legt- en de kraagbij te vinden zijn. We speuren de grond af en als Bert een bij ziet verdwijnt deze vlug in een holletje in de grond. Veel zien we er hier momenteel niet.
Op de hoge grasdijk met esdoorns hebben de Lakenvelderkoeien een heerlijke beschaduwde plek gevonden om al herkauwend ons groepje nieuwsgierig op te nemen. Wij kijken vooral goed uit waar we onze voeten zetten om zo de flatsen te ontwijken, want als er iets talrijk is hier, dan deze insectentraktaties. Het vee houdt met hun hoeven de grond open, gunstig voor allerlei insecten en insecteneters, bijen kunnen in de losse grond makkelijker een holletje maken.
Een tijd lang zijn we druk bezig, mieren, vliegen en kevers te bekijken. Zo zitten er veel wenkvliegjes, die – vertelt Dick- elkaar aanwijzingen geven met de vleugels. Een schorsvlieg – Obsidentify geeft uitkomst- heeft zijn draai gevonden op een vlaai. Telkens loopt hij een kort rondje, vliegt even op en landt weer.
We lopen schuin omlaag waar beneden langs de akkerranden en greppels volop wilde bloemen staan. Hier vliegen het bont zandoogje, een kleine juffer met de aardige naam watersnuffel, die vooral bij stilstaand water voorkomt en het groot koolwitje. In de sloot met gele plomp en watergentiaan zit onverstoord een late meerkoet op zijn nest, terwijl zijn eega met een ander stel meerkoeten een flink partijtje kickboksen begint. De spetters vliegen in het rond (geen bloed).
Op de akkers nemen we hazen, fazanten, een groene specht waar. groepjes putters vliegen druk kwetterend over om in de essen te verdwijnen. Ook zitten er kneuen en groenlingen tussen. De een ziet een groene sprinkhaan, een ander vindt een barnsteenslak- zijn huisje loopt uit in een spitse punt-, op een gewone berenklauw zit de kegelbijvlieg. Josien heeft het vooral op planten voorzien en wijst ons op perzikkruid, honingklaver, echte kamille en akkerdistel.
Dick die van alle markten thuis is herkent dan weer het Phacelia met zijn paarsblauwe bloempjes, dat is ingezaaid omdat het veel insecten trekt. De plantenlijst breidt zich gestaag uit met korenbloem, luzerne, akkermelkdistel, harig wilgenroosje, haver. We horen specifieke namen als zomprus, russenbladvlo die gallen veroorzaakt, greppelrus, beklierde wilgenroosje, herik. Hier heeft men kleine akkers ingezaaid met bruine bonen. Ook hoenderbeet, watergentiaan, klein streepzaad (geel) met meerdere bloempjes op de stengel komen voorbij.
Onze kelen snakken inmiddels naar water. Tijdens de drinkstop kijken we rond, zien vissen in het water, op de slikoever grauwe ganzen en dichterbij dauwbraam, engelwortel, aardaker lathyrus, reigersbek. En tussen al dat moois is ook een bastaard zandloopkever neergestreken.
In de griend
Over de dijkjes lopend met aan weerskanten hoop uitglopen knotwilgen, scheefgegroeid, opengespleten zodat klimmers en zaden hier een goede houvast en voedingsbodem vinden. Er blijft zo makkelijker water in staan. Zowel mannetjesvaren als eikvaren met nog onrijpe, gele sporen groeien eruit. We verbazen ons over de enorm hoge springbalsemien, grote klis (heeft een opener bloeiwijze dan de gewone klis waarbij de buisjes dichter opeen zitten), moerasspirea, oranje springzaad, blauw glidkruid en nagelkruid.
Waterzuring, moeraskruiskruid, gewone brunel en brede wespenorchis. Josien laat ons door de loep kijken naar de heel fijn behaarde binnenkant en de paarse tekening op de witte blaadjes van de wolfspoot, een plant waarvan de bloempjes in een kransje rondom de bladoksel groeien. Je zou er anders gewoon aan voorbij lopen.
Een prachtig insect is de glanzend groene muskusboktor -een zeldzame soort – die zich van alle kanten laat fotograferen.
Vogels hier zijn winterkoning, wilde eend, fuut en visdief. Terwijl ik een atalanta volg hoor ik de uitleg van Dick over de schildpadtor, hij rolt hem voorzichtig op zijn rug en zien een kleine ronde tor die zijn pootjes onder zijn schild trekt. De minder geliefde soorten zoals een grijze runderdaas wordt gekiekt.
Een klagend, bedelgeluid dat Dick herkent als de roep van een jonge buizerd doet ons opkijken. Vanuit de bosjes komt ie tevoorschijn en tegelijkertijd zien we ook hoog in de lucht een van de ouders met voedsel cirkelen. De kijkers worden gericht en er vliegen diverse gierzwaluwen in zijn buurt. We lopen de griend uit en komen langs een geel veld met een fijn rood waas bovenin. Het is vlas, dat als zgn. ‘rustgewas’ tussendoor wordt gezaaid ter afwisseling van het hoofdgewas. Het wordt tegenwoordig weer gebruikt ter vervanging van schadelijk plastic dat niet te recyclen is, met name voor in dashboards en als isolatiemateriaal.
We zijn inmiddels op ons startpunt terug en rijden met de auto naar het nabijgelegen golfterrein waar op het groen omzoomde terras de koffie goed smaakt.
Rondje door Klein Profijt
Klein Profijt is een zoetwatergetijdengebied gelegen langs de Oude Maas, de enige resterende zoetwatergetijdenrivier in de delta van Rijn en Maas. Bij vloed dringt het zoet rivierwater via kreekjes en geulen binnen en bij eb stroomt het gebied weer leeg. Met een oerwoud aan wilgen en wilde planten.
We belopen het grindpad aan beide zijden van het golfterrein, hier is het heerlijk koel, dankzij geboomte en struiken.
Op schietwilg vinden we grote wilgwitgalmug, aan de Gelderse roos – een typerende rivier- en krekenstruik hangen de felrode bessentrossen. Scherp horen we een paar keer de roep van de ijsvogel zonder hem te zien, helaas.
De volgende insecten vragen onze aandacht, gewone wilgengalmug, bramensprinkhaan (bruin), roze metselbij, op het water een paar knobbelzwanen met bijna volgroeide jongen. Plots klinkt het korte explosieve geluid van de Cetti’s zanger die veilig tussen de struiken blijft zitten. Een fladderende dagpauwoog boven bloeiend pijlkruid (wit) en grote waterweegbree, ook met kleine witte bloempjes in kransen aan een ijle hoge stengel. We bekijken fijnstraal, een plant waarvan de roze of witte bloempjes wel lijken op een madeliefje. De pluizige zaadhoofdjes doen denken aan een oude man, de Oud Griekse naam verwijst ernaar, Eri = vroeg en geron = oude man.
IJle zegge, vaak te vinden bij bosranden, groeit in pollen, de steel is driehoekig. Reuze zwenkgras (lijkt wat op haver), heksenkruid met kleine witte bloempjes, lijkt op herderstasje. Gewone hennepnetel is herkenbaar aan de stengelverdikking voor de splitsing van de blaadjes. Tot slot laat, na zijn middagdutje nu de warmste uren voorbij zijn, de tjiftjaf zich weer horen.
Wij zien terug op een relaxte dag waarin we geleerd, genoten en gekletst hebben. De conclusie die we kunnen trekken is denk ik dat we planten, insecten en de natuur in het algemeen de ruimte moeten geven want de hele levenscyclus is met elkaar verbonden.
Dank aan organisator Bert, en flora- en fauna deskundigen Dick en Josien.
Verslag: Ina Geenen
Foto’s: Dick Hoek en Josien Hofs