Koperwiek, met zijn opvallende roodkoperen of roestrode flanken en brede wenkbrauwstreep is slanker en kleiner dan de zanglijster, maar wel met net zoveel donkerbruine stippen op de borst.
In Scandinavië en Rusland is koperwiek van april tot juli een talrijke broedvogel in de uitgestrekte berken- en naaldboombossen, waar hij vaak wel twee legsels heeft van meestal 4-6 eieren.
Als de winter invalt vliegen ze in oktober en november, meestal ’s nachts, in grote zwermen naar het zuiden en zuidwesten. Hoog in de lucht zijn ze dan herkenbaar aan een vluchtroep die volgens de ene ornitholoog klinkt als ’thjiehhh’, door een andere vogelaar wordt omschreven als een ‘scherp en lang psriiiihhhh’ en volgens een derde bron meer in de buurt komt van een ‘doordringend siesie’. Ik las ook nog ergens ’tsiektsiek’, waarmee maar weer eens gezegd is dat het fonetisch weergeven van een geluid helemaal niet zo eenvoudig is.
Koperwiek wordt vaak gezien in gezelschap van kramsvogels. Ze behoren tot de in ons land voorkomende familie van de echte lijsters, de Turdidae, waartoe onder andere ook zanglijster, grote lijster, merel en beflijster behoren, hoewel die laatste hier een dwaalgast is.
Zijn Latijnse naam, Turdus iliacus, betekent zo veel als ‘Trojaanse lijster’ en omdat hij altijd koude noordenwinden meebrengt, heeft hij in Zuid-Nederland de bijnaam van ‘Noorman’ gekregen. In Nederland komt deze ietwat schichtige vogel alleen om te overwinteren en als het hem hier te koud onder de poten wordt, vliegt hij rustig door, tot soms wel diep in Mesopotamië – het land van de Eufraat en de Tigris, het ‘Paradijs’ zo u wilt.
Als zo’n zwerm hongerige Turdidae op de grote lijsterbesboom in de tuin neerdaalt, kan ik er elk jaar weer op wachten dat de overvloedige voorraad oranje bessen binnen de kortste keren verorberd is. En weg zijn ze dan weer, net sprinkhanen.
Over koperwiek is niet zo bar veel meer te vertellen. Deze tekst is om die reden dan ook figuurlijk gesproken eigenlijk net zo kort als zijn verblijf in onze streken.
In maart en april verdwijnt koperwiek weer, minder massaal en min of meer met stille trom, zonder langgerekt geprrrrriiiiiieeeet, gespprriiiiihhh, of getsiektsiek.
Een beetje onbeduidend vogeltje eigenlijk, dat zich niet eens een plaats heeft weten te verwerven in het fraaie cursusboek ‘Vogelherkenning’ van Natuur- en Vogelwacht Rotta.
Ik ga een goed woordje voor Iliacus doen.
Tekst: Jan Smith
Illustratie: Astrid van Belle