Met 18 vroege vogelaars gaan we op pad in het Amerongse bos. Het is nog fris maar de zon schijnt. Vanaf de parkeerplaats Burgwal lopen we richting voormalige tabaksschuur, nu door het Utrechts Landschap in gebruik als bezoekerscentrum. Een proefveldje toont hoe eens tabak verbouwd werd. De daken van schuren en boerderijen hier hebben een nokversiering in de vorm van een tulp. Een witte kwikstaart met zijn kort liedje vliegt ons tegemoet. Over zandgrindpaden vol grote kiezelstenen lopen we het bos in.

In het Amerongse bos © Yvonne

Het is een geologisch interessant gebied waar de ‘een na laatste ijstijd’ een duidelijke rol in heeft gespeeld. Wat meteen opvalt zijn de oude en hoge bomen, loof en naaldhout. Hier klinken de boomklever met zijn jongensachtige fluitroep, de vink die zijn slag al goed te pakken heeft en de roodborst die altijd wel van de partij is. Dan links dan weer rechts, je hoort hem vaak al voor je hem ziet en dan opeens zit daar kraaloog op een takje met zijn roestbruine borst. Hij had jou al lang in de gaten.

Een dode beuk met tonderzwammen © Yvonne

De bladmossen op ‘boomlijken’ kregen ook aandacht © Yvonne

Een rij lage bomen met verdord, ritselend, beukenblad roept de vraag op welke beukensoort het is. Aan de hand van het blad legt Rien uit dat dit een gewone beuk is. Hij plukt een blaadje, het is heel zacht, glad en heeft een lichte kleur. De haagbeuk waarmee hij wel verward wordt heeft donkerder, ruw blad en is gekruld. Dick die naar mossen kijkt laat ons fijnladder mos zien, een veel voor komende mossensoort, van dichtbij bekeken heel mooi.

De Amerikaanse vogelkers kun je ook zonder blad herkennen. De roodbruine takken hebben grijze dwarsstreepjes, de lenticellen. Ze noemen hem ook wel bospest omdat hij zich gemakkelijk uitbreidt en nauwelijks is terug te dringen.
Een flinke verhoging in het gras blijkt een replica van een grafheuvel te zijn, een begraafplaats uit de prehistorie waarvan er in deze omgeving meerdere te vinden zijn. Het pad vervolgend zien we de stengels van de bosbes al opkomen.

Amerongse berg

Het pad stijgt geleidelijk en zo komen we op de Amerongse berg aan, die met ruim 69 meter boven NAP de hoogste is van de vele toppen op de Utrechtse Heuvelrug. Langs het pad herinnert een herdenkingszuil ter ere van kroonprins Willem II aan de overwinning op de Fransen bij de Slag bij Waterloo.

In de verte klinkt het roffelend geluid van de grote bonte specht terwijl een koolmees zijn nootjes er doorheen mixt. Dan klinkt de winterkoning een klein, bruin vogeltje dat vaak laag bij de grond in de weer is en zich met zijn schetterende zang duidelijk laat horen.

Er fladdert een citroenvlinder voorbij en die zullen we nog een aantal keren zien vandaag. Deze wordt soms wel verward met een koolwitje, omdat de kleur kan variëren van geel tot lichtgroen of heel lichtgeel. Met name het vrouwtje is soms bijna wit.
Let dan op hun kenmerken, want zowel mannetje als vrouwtje hebben een roestbruine stip op iedere vleugelpunt. Zijn camouflage tactiek zit hem subtiel in de details. De stippen lijken op brandgaatjes in bladeren, en de vleugels zijn lichter geaderd waardoor ze op bladnerven lijken. De uiteinden ervan zijn wat donkerder waardoor het er als een bladrand uitziet, tenslotte houdt hij in rust zijn vleugels dicht en zie daar de perfecte gelijkenis met een blad.

Dan hebben we het geluk om de boomkruiper en de boomklever tegelijkertijd te horen. Het boomkruiperlied begint met wat losse, hoge noten en aan het eind versnelt het. De boomklever klinkt zoals een jongen naar een meisje fluit. ‘A boyish whistle’ zoals de Engelsen zeggen. Het bos met zijn vele oude beuken vol gaten biedt aan beide soorten volop nestgelegenheid. Intussen schijnt de zon volop zodat de een na de ander zijn jas uittrekt. Ongemerkt zijn we door een groot rondje te lopen weer bij de zuil, de Naald van Amerongen uitgekomen.

Even uitblazen op het terras © Dick

Op het terras van het gezellig ingerichte restaurant Mas Montagne genieten we van koffie en soep die vlot geserveerd wordt. Onze gids had onze groep telefonisch al aangekondigd. Het uitzicht op de Utrechtse Heuvelrug, de gevarieerde bossen rondom bieden een echt relaxmoment. Je zou er de hele dag wel willen vertoeven.
Maar er wacht ons nog een tweede wandelroute, dus in de benen: de Amerongse Bovenpolder roept.

Amerongse Bovenpolder

 

Boomklever © Marian

We zien een buizerd laag op een tak in de nu nog kale boom. Hij ziet ons ook, lijkt te aarzelen en vliegt dan op. Wij kijken hem na als onze blik meteen weer naar iets anders wordt getrokken. Een boomklever roept voortdurend en fladdert hoog in de boom van tak naar tak, steeds lager tot hij naar een gat vliegt met materiaal in zijn snavel. Hij is druk in de weer want er is nog een tweede boomklever, een paartje dus. We volgen ze met onze kijkers en fototoestel, erg leuk om ze zo dichtbij bezig te zien. Om beurten gaan ze een van de nestgaten in en maken de ingang kleiner.

Door het bos schalt de lach van een specht. De vraag of het om de groene of de zwarte gaat dient zich aan. Dick heeft ons al gewezen op een boom met ovale gaten, wat duidelijk het werk is van de zwarte. We luisteren ingespannen hoe het klinkt. Een zwarte specht klinkt iets minder schel dan de groene en is wat lager van toon. Na een lange tijd speuren en wachten zien we een groene specht wegvliegen. Nu ja, de zwarte niet gezien, mogelijk zat ie verschanst achter een dikke stam in stilte te lachen.

Lager kijkend is ook van alles te zien, hier groeien diverse bessen soorten, de wilde kruisbes met heel zacht blad, de inheemse blauwe bosbes en de aalbes. Aan een vlier hangen Judasoren, ze hebben lang geen water gezien, want ze zijn verdroogd en zwart.

De Amerongse Bovenpolder is een uiterwaardengebied aan de Nederrijn, dat zo’n 20 jaar geleden werd omgevormd tot wat het nu is: 45 ha. natuur bestaande uit verruigd grasland, riet- en wilgenstruweel en geul met een kwelmoeras dat geleidelijk overgaat in het Heuvelrugbos.

Knorrende magen

We houden halt voor een broodnodige lunchhap, gezeten op bank en boomstam en voor de soepele ‘leden’ biedt het gras een goede plek. Een paar citroenvlinders en een gehakkelde aurelia fladderen rond.

Turen naar de parende padden op weg naar een paddenpoel © Dick

Vanachter een rietkraag komen een krakeend en een wintertaling in beeld. Verderop hebben we beter zicht op het water. Daar duiken telkens kleine koppies op en weer onder. In de lage vegetatie ervoor is ook beweging waar te nemen, het blijken parende padden. Door hun bruingele kleur zijn ze heel moeilijk te onderscheiden van de vegetatie.

Bosanemonen © Marian

De witte bloesem van de sleedoorn zie je volop. En tussen de nog kale struiken en bomen een tapijt van bosanemonen, een ranonkelachtige die zich vermeerdert via wortelstokken.

Een steilwandje met een kolonie zwart-rosse zandbijen © Dick

Zwart-rosse zandbij © Dick

Vanaf een ijzeren uitkijktoren overzien we een groot deel van het plassengebied waar fuut, slobeend en grauwe gans zwemmen. Vooraan ligt een mini eilandje en daarachter spot Ingrid zomaar een ijsvogel die geregeld een duik doet vanaf een kaal boompje. Weer terug op de bosbodem zien we langs een greppel in de bosrand gaatjes waar kleine zandbijen uit kruipen en verderop zit het holletje waarin een spin op zijn prooi wacht.

Een kettingschallebijter kruiste ons pad © Dick

Intussen heeft Dick een keversoort met de mooie naam kettingschallebijter op de gevoelige plaat vastgelegd en een vingerhelmbloem met lila-roze trompetbloempjes.

Voldaan komen we op ons startpunt terug en gaan naar huis met de opvallendste beelden van deze dag in ons geheugen, zoals de zang van vink, tjiftjaf en boomklever die we de hele dag volop gehoord hebben en de aanblik van witte bloesembomen.

Met dank aan Bert die de wandeling zo vlot en aangenaam organiseerde, en aan Rien, Dick en Josien die ons van alles lieten zien.

Verslag: Ina Geenen

Foto’s: Dick, Marian, Yvonne