Hahahahahaha… hahaha… hahahaha… Aan het eind van de winter tot diep in het voorjaar is deze kenmerkende lange, lachende en hinnikende roep tot ver in de omtrek te horen. Van groene specht word ik heel vrolijk.
Groene specht roffelt niet vaak en als hij het al doet, is dat nauwelijks hoorbaar. Maar lachen dat-ie kan! Als de beste. Als je het geluk hebt hem wat langer te horen, werkt zijn lach heel aanstekelijk.
Deze standvogel broedt meestal in een zelfgehakt hol in een oude loofboom, dat door het vrouwtje wordt bekleed met zachte materialen om er tussen de drie en zeven eieren in te leggen. Vanwege dat hakken wordt hij in sommige streken ook wel ‘boomhakker’ of ‘houtspecht’ genoemd. Als je bij onze Vlaamstalige Zuiderburen zo hard werkt dat de spaanders er vanaf vliegen, werk je ‘als een groene specht’.
Hij is heel mooi groen gekleurd en heeft op zijn kop een heel opvallende, knalrode kruin en een zwarte vlek rondom het oog. Mannetjes hebben daarnaast ook nog zo’n rode vlek onder het oog, die bij de vrouwtjes zwart is.
Groene specht zoekt meestal op de grond naar insecten. Zijn lievelingsmaal bestaat uit lekkere dikke mieren die hij met zijn lange tong uit de kleinste gaatjes weet te peuren. In een mierennest kan hij flink huishouden.
Hij wordt wel gezien als de ‘regenvogel’, want zijn roep zou voorafgaand aan een regenbui helderder klinken dan gebruikelijk. Om die reden is er een Nederlands spreekwoord: ‘als de specht lacht, wordt er regen verwacht’.
Wanneer ik afga op wat er in mijn favoriete boek ‘De Nederlandse Vogelnamen en hun Betekenis’ staat, noemen de Vlamingen hem ‘waterspecht’ met bijbehorend spreekwoord: ‘als de specht roept giet-giet-giet, dan bedriegt hij u niet’.
Waarmee alles wel gezegd is over Picus viridis.
Hahahahahaha… hahaha… hahahaha…
Tekst en foto © Jan Smith