Roergangster: Jeanelle Breemer; natuurgids: Dick Hoek. Aantal deelnemers: 31. Het startpunt van onze excursie is Slag Baardmannetje aan de noordoever van het Oostvoornse Meer.
Dit is een duikstek met oude wrakdelen en een kunstrif. Hier leven platvis, garnaal, regenboogforel en haring. Er is een zeer ruime parkeergelegenheid. We zien hier veel meerkoeten op een kluitje. Door de harde wind zie je toch vaak dat dieren beschutting bij elkaar zoeken. Op een dammetje zit een grote mantelmeeuw.
We gaan op pad. Door het grote aantal deelnemers splitsen we de groep in tweeën. Eén groep gaat met Jeanelle op pad en een andere groep gaat met Dick op stap. Ik ga mee met de groep van Dick, dit is een wat langzamere groep die een wat rustiger tempo zeer op prijs stelt. We lopen door een schitterend natuurgebied. Het waait nogal hard en daardoor zien we weinig van de vogeltrek.
Maar, er is nog volop ander moois te zien. We zien houtknotszwammen, ook wel dodemansvingers of Mozartvingers genoemd. Het verhaal hierover heb ik al eens verteld, maar voor de nieuwkomers zal ik het nog een keer vertellen. Men zocht het graf van Mozart. Toen men dat gevonden had wilde men Mozart opgraven. De grafdelvers zagen die dodemansvingers en dachten dat het de vingers van Mozart waren. Door de schrik stopte men onmiddellijk met het verder graven. Vandaar de naam Mozartvingers. Je hebt ook Mozartkugeln, maar dat is heel wat anders.
Er staat een stinkzwam. Hij is al oud en stinkt niet meer omdat de sporen al verspreid zijn en dus geen insecten meer gelokt hoeven te worden. Wel jammer, want een beetje stank is nooit weg. De geur van een plant is soms belangrijk voor de determinatie. Sommige mensen zijn gek op zwammen. Ze kunnen er geen genoeg van krijgen. Zelf zwam ik ook vaak een eind weg. Verderop staat een beurszwam. Deze zwam komt uit een soort beursje, een soortement eitje.
Bijzonder om te zien is de duindoornvuurzwam. Het lijkt op een tonderzwam maar hij komt alleen op duindoorns voor. De foto die ik van die duindoornvuurzwam maakte is door mijn wat mindere stabiliteit mislukt. Maar er zijn gelukkig meer fotografen onder ons. Verder zien we nog een kale inktzwam en een oranje melkzwam.
Wat betreft planten komen we volledig aan onze trek: wilde liguster met zwarte bessen, een bloeiende kamperfoelie, parnassia, een echte duinplant. Hij groeit op vochtige grond. Klein leeuwentand, bezemkruiskruid, een plant die oorspronkelijk afkomstig is uit Zuid-Afrika, duinsterretjesmos, teunisbloem, rimpelroos (een exoot), avondkoekoeksbloem, wolfspoot en watermunt. Deze plant heeft nog echt die sterke geur van munt. De witte abeel is in zijn herfstfase. De blaadjes dwarrelen als zilverstukken naar beneden.
We horen en zien nog veel vogels: buizerds, roodborsten, winterkoningen, cetti’s zangers, u weet wel, die lawaaischoppers die je van verre al hoort maar nooit ziet, heggenmussen, een groep putters, een slechtvalk, zwarte kraaien en eksters.
We nuttigen ons broodje in restaurant “Aan Zee”. Hier zijn we wel vaker geweest. We laven ons aan al het lekkers dat je hier kunt kopen. Het Rottavoer met slagroom is nog steeds de grote favoriet van de oudere deelnemers. Na een uitgebreide pauze gaan we als één groep verder.
We lopen langs de zeer uitgebreide slikken van Voorne. Hier groeit de zeer zeldzame zeewolfsmelk, het stekend loogkruid, bitterzoet, zee-aster, slijkgras, deze plant houdt het slik goed vast, en lepelblad, een zoutminnende plant. We proeven een blaadje van deze plant en je krijgt inderdaad een zeer zoute smaak in je mond en er staan nog enkele zeer fraaie lisdodden.
Hier op de slikken van Voorne zien we weer de echte water- en strandvogels: bergeenden, honderden scholeksters op een kluitje en tureluurs, rotganzen, grauwe ganzen, dodaars, zilverreigers, aalscholvers, wilde eenden, knobbelzwanen en een bontbekplevier met een hangende vleugel. Het arme diertje wordt naar de Vogelklas van Karel Schot gebracht.
Het strand ligt vol met algen en wieren en zeesla. Het is glad en glibberig en het stinkt van de verrotting. Dick laat ons een strandgaper zien. Beide schelphelften sluiten niet volledig op elkaar, het dier “gaapt”. Uit dit gapende gaatje verschijnt het buisvormige “lichaam” dat net boven het zand uitsteekt zodat hij aan z’n eten kan komen. De schelp zelf zit ver onder de grond en is zo veilig voor vijanden, zoals strandlopers en scholeksters.
In het duin zagen we reeënsporen. Aan het eind van de wandeling zagen we inderdaad een ree. Deze ree bleef onverstoord toen er een grote zwerm spreeuwen rond hem heen vloog.
Ik verbaasde me over de weidsheid van dit hele gebied. Je ziet Ouddorp, Goeree-Overflakkee, de Slufter, de Maasvlakte, je kunt eindeloos ver weg kijken. De vele kite-surfers hadden het met deze harde wind ontzettend naar hun zin. En wij ook.
Dank aan Jeanelle en Dick en dank aan alle deelnemers.